Noviomagus. Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad gecasseerd in een zaak waarin ik het cassatieberoep ingesteld heb. In deze zaak gaat het om de verdeling van een huwelijksgemeenschap tussen partijen.
De Rechtbank Oost-Brabant oordeelde dat tot de te verdelen gemeenschap de aandelen van een BV behoren, wat tussen partijen in eerste aanleg niet ter discussie stond.
In hoger beroep echter heeft mijn cliënt de stelling betrokken dat hem pas na de beschikking van de Rechtbank duidelijk geworden was dat de aandelen buiten de huwelijksgemeenschap vallen. De vrouw betrok de stelling dat de aandelen daartoe wèl behoren. Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch kwam tot het oordeel dat de man niet voldoende gemotiveerd die stelling van de vrouw weersproken heeft. In mijn voor de man opgestelde cassatiemiddel heb ik dat oordeel als onbegrijpelijk bestreden.
In zijn beschikking van afgelopen vrijdag oordeelde de Hoge Raad dat dit oordeel, gezien het betoog van de man in hoger beroep, inderdaad onbegrijpelijk is. Het valt op dat de Hoge Raad betrekkelijk uitvoerig citeert uit de betreffende appèlprocesstukken van de man en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling door het Hof.
Een link naar ’s Hogen Raads beschikking staat HIER.