Noviomagus. Het komt mogelijk wat blasé over, maar ik heb op deze blog nog niet gemeld dat de Hoge Raad in een door mij ingesteld cassatieberoep gecasseerd heeft op 12 juli jl. Hierbij zij alsnog de aandacht gevestigd op het arrest van de Hoge Raad.
Casus en oordeel hof
Het gaat in deze zaak, kort gezegd, om het volgende. Tussen partijen MW Techniek en S is een overeenkomst tot stand gekomen, op grond waarvan MW Techniek zich verplicht tot de installatie van een volautomatische mest/waterafscheider. S heeft twee facturen van MW Techniek betaald. Vervolgens is er tussen partijen een geschil ontstaan over de uitvoering van de overeenkomst. MW Techniek heeft daarna een stappenplan voorgesteld voor de (deel)leveringen en betalingen, omdat S hier geen medewerking aan heeft geboden is door MW Techniek een eindfactuur opgesteld. Deze eindfactuur heeft ook betrekking op de kosten van de door S gewenste plc-kast.
MW Techniek eist dat S veroordeeld wordt tot betaling van de openstaande facturen. De Rechtbank Overijssel heeft de vordering van MW Techniek toegewezen. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft het vonnis van de Rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de vordering van MW Techniek toegewezen, met uitzondering van het gedeelte van de vordering dat betrekking heeft op de in de eindfactuur begrepen kosten van de plc-kast. Naar het oordeel van het Hof (rov. 3.21) is niet vast komen te staan dat MW Techniek aan haar waarschuwingsplicht (welke volgt uit 7:755 BW) ten aanzien van de plc-kasten heeft voldaan. Dit deel van de factuur kan daarom niet worden toegewezen.
Het cassatiemiddel
Het cassatiemiddel (onderdeel 1.1) klaagt dat het Hof bij de toepassing van 7:755 BW ten onrechte niet heeft beoordeeld of S uit zichzelf had moeten begrijpen dat het ombouwen van de plc-kast een prijsverhoging meebracht.
Voorts klaagt het middel (onderdeel 2) dat het Hof ten onrechte niet heeft gerespondeerd op een schriftelijk onderbouwde stelling van MW Techniek. Ter onderbouwing heeft MW Techniek gesteld dat de ombouw naar één plc-kast aan de orde is geweest tijdens de schroefperstest en dat een werknemer van MW Techniek heeft gezegd dat het ombouwen van de plc-kast wel €100.000 kan kosten. Volgens S was meerwerk en de meerkosten geen probleem.
Ten slotte klaagt het middel (onderdeel 3) dat het Hof buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden door te oordelen over de montage-uren van de plc-kast.
Oordeel Hoge Raad
Tenzij-bepaling 7:755 BW
De Hoge Raad oordeelt:
„3.2 In geval van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk kan de aannemer volgens art. 7:755 BW slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Het hof heeft geoordeeld dat MW Techniek geen verhoging van de prijs kon vorderen voor de door [verweerders] gewenste plc-kast, zonder dat het hof daarbij heeft beoordeeld of [verweerders] hadden moeten begrijpen dat met het ombouwen van de plc-kast een verhoging van de prijs was gemoeid. Tot die beoordeling was het hof wel gehouden, omdat de rechtbank in rov. 2.26 van zijn eindvonnis heeft overwogen dat [verweerders] hadden moeten begrijpen dat de bouw van één enkele plc-kast meerkosten met zich bracht, [verweerders] in hoger beroep tegen dat oordeel een grief hebben gericht en MW Techniek zich daartegen hebben verweerd met een betoog dat ertoe strekte dat [verweerders] de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf hadden moeten begrijpen. De hiervoor in 3.1 weergegeven klacht slaagt derhalve.”
Waarschuwingsplicht
De Hoge Raad oordeelt:
„3.4 Deze klacht slaagt eveneens. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat MW Techniek hetgeen hiervoor in 3.3 is weergegeven, in hoger beroep heeft gesteld en heeft aangeboden te bewijzen. Het hof heeft geoordeeld dat niet vast is komen te staan dat MW Techniek aan haar waarschuwingsplicht ten aanzien van de plc-kast heeft voldaan. In de motivering van dit oordeel gaat het hof ten onrechte niet in op de hiervoor in 3.3 weergegeven essentiële stelling van MW Techniek.”
Buiten de rechtsstrijd treden
De Hoge Raad oordeelt:
„3.6 Ook deze klacht slaagt. De stukken van het geding laten geen andere uitleg toe dan dat [verweerders] geen grief hebben gericht tegen het oordeel van de rechtbank in rov. 2.19 van haar vonnis van 12 mei 2021 dat tussen partijen niet in geschil is dat de montage-uren van € 4.200,– verband houden met de door [verweerders] gewenste verhoging van de mestwaterunit en dat deze gewenste verhoging meerwerk oplevert dat voor vergoeding in aanmerking komt. Het stond het hof daarom niet vrij om te oordelen dat het bedrag van € 4.200,– niet kan worden toegewezen.”
Een link naar ’s Hogen Raads arrest staat HIER.