Noviomagus. Recent is mij gebleken dat niet voor iedere advocaat die in hoger beroep of in cassatie procedeert duidelijk is wat tussenarresten zijn in de zin van het tweede lid van art. 401a Rv. Dit wetsartikel bepaalt:
„1. Van uitspraken, waarbij een voorlopige voorziening wordt toegestaan of geweigerd, kan beroep in cassatie worden ingesteld voordat de einduitspraak is gewezen.
2. Van andere tussenvonnissen of tussenarresten kan beroep in cassatie slechts tegelijk met dat van het eindvonnis of eindarrest worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald of artikel 75, eerste lid, van toepassing is.”
Oftewel: de hoofdregel is dat, voordat eindarrest gewezen is, zonder rechterlijk verlof geen cassatieberoep mogelijk is tegen een tussenarrest in de zin van dit tweede lid.
Casus
In een zaak tussen X en Y was door X cassatieberoep ingesteld. Ik adviseerde partij Y. Het cassatieberoep richtte zich tegen een door een gerechtshof gewezen arrest waarbij (i) het in hoger beroep bestreden tussenvonnis vernietigd werd en (ii) het hof de zaak terugverwees naar de rechtbank die dit vonnis uitgesproken had. Het dictum van dit vonnis strekte er louter toe dat in conventie de zaak verwezen werd naar de rol voor een akte waarop op een latere roldatum gereageerd kon worden met een antwoordakte, dat alle overige beslissingen aangehouden werden, en dat tussentijds hoger beroep van dit vonnis opengesteld werd, en in reconventie alle beslissingen aangehouden werden.
Door X was geen verlof gevraagd om reeds cassatieberoep tegen dat arrest in te mogen stellen. Was dit verlof nodig? Nee, werd gemeend zijdens X. Het arrest zou een eindarrest zijn, geen tussenarrest. Als argument werd gebezigd dat bij het arrest ‘immers’ het in hoger beroep bestreden vonnis vernietigd was en dat de zaak terugverwezen was naar de rechtbank.
Hoe zit het ook al weer?
Volgens art. 232 lid 1 Rv kan de rechter, voordat hij definitief over de zaak beslist, een tussenvonnis wijzen. Een tussenvonnis is een uitspraak waarbij de rechter niet door een uitdrukkelijk dictum aan het geding omtrent enig deel van hetgeen geëist is een einde gemaakt heeft (zie o.a. HR 17 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3168 en Asser-Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2022/34). Een arrest dat strekt tot vernietiging van een vonnis waarbij niet door een uitdrukkelijk dictum aan het geding omtrent enig deel van hetgeen geëist is een einde gemaakt is en tot terugverwijzing naar de rechter in eerste aanleg is daarom geen eindarrest, doch een tussenarrest (zie o.a: HR 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AN7540 en Asser-Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2022/34).
Hoe ging het verder?
In casu was, zoals uit het voorgaande volgt, bij het tussen X en Y gewezen vonnis niet met een uitdrukkelijk dictum aan het geding omtrent enig deel van geëiste een einde gemaakt – het was niet zo dat daarbij een deel van het geëiste toe-of afgewezen was – en daarom was dit vonnis een tussenvonnis. Nu het in hoger beroep tussen partijen gewezen arrest strekte tot vernietiging van dit vonnis en tot terugverwijzing, was dit arrest een tussenarrest, en was verlof nodig voor het instellen van cassatieberoep. In die zaak heb ik voor Y incidenteel cassatieberoep ingesteld. Zoals in het door mij opgestelde cassatiemiddel vermeld is, was tevoren door Y aan het betreffende hof het verzoek gedaan om cassatieberoep open te stellen tegen het tussenarrest. Uiteindelijk heeft X zich bij dat verzoek aangesloten en heeft het hof te kennen gegeven dat het dit cassatieberoep zal openstellen.