Gaat het in ons burgerlijk procesrecht om waarheidsvinding?
In ons burgerlijke (proces)recht staat, zo zet Drion uiteen, de partijautonomie voorop, wordt gedacht in algemene principes en rechtsregels, waarin de feiten moeten passen, en werkt ons recht in die zin goeddeels top-down. Zulks anders dan in het stelsel van de common law, waarin het gaat om rechtersrecht en case law, en daarmee vooral om de feiten. Het daarbij behorende procesrecht is sterk toegesneden op feitenonderzoek en waarheidsvinding. Het recht werkt daar goeddeels bottom-upp.
Provocerend komt Drion tot de conclusie dat het bij onze civiele geschillenbeslechting uiteindelijk niet om de echte waarheid gaat, maar om een magere, gedeformeerde, formele waarheid.
Twee voorstellen tot verbetering
Drion oppert om verhoren van getuigen (en deskundigen) primair door de betrokken advocaten te laten doen, met de rechter als kundige en onpartijdige regisseur en (eventueel corrigerende) slotbevrager.
Voorts wijst hij op de mogelijkheid om de bestaande instrumenten van (met name) artt. 21 en 22 Rv vaker en scherper in te zetten.
De tekst van zijn Vooraf lees je HIER.
Reacties
P. von Reth
Ik heb deze ervaring in een drie decennia lopende schadeprocedure. Consequent wordt geweigerd getuigen of deskundigen te horen. De row van de rechter, dat het zinloos is alsnog te trachten de waarde van onroerend goed vast te stellen, zou door de schadedirecteur van NatNed onder ede als onjuist moeten worden bestempeld. Zeker omdat NatNed de schade zelf al eerder had vastgesteld.
zie http://www.vonreth.info –> Tunnelvisie.