10.3. Derde voordeel

Ten slotte het derde voordeel. Ook dit is tweeledig van aard. Niet alleen komt de uitleg van een zelfde gebeurtenis overeen met de hieraan in de parlementaire geschiedenis toegekende betekenis (dus: net als bij “dientengevolge” csqn-verband), maar ook wordt aldus binnen Afdeling 6.1.10 consistentie bevorderd. Zoals art. 6:98 (extern) nadere beperkingen stelt aan de schade die wat betreft art. 6:74/6:162 als in csqn-verband met de aansprakelijk–heidscheppende gebeurtenis staat vergoed moet worden, zo stelt voor zover dit redelijk is in art. 6:100 nadere beperkingen aan hetgeen volgens dit wetsartikel, indien daaruit die vier woordjes geschrapt zouden worden, als voordeel in mindering zou komen op de te vergoeden schade (dus: ál het voordeel dat in csqn-verband staat met de aansprakelijk–heidscheppende gebeurtenis).
Hierbij zij nog bedacht dat, waar het gaat om de beantwoording van de vraag of schade die in csqn-verband staat met een tekortkoming/onrechtmatige daad wat betreft het aansprakelijkheidsrecht voor vergoeding in aanmerking komt, de Hoge Raad, toen hij het redelijkheidscriterium aanvaardde, al weer jaren en jaren éérder de causa proxima-leer afgewezen had. [7] Deze aanvaarding van het redelijkheidscriterium kwam er wat betreft de onrechtmatige daad nadat het cassatiecollege vanaf 1927 tot omstreeks 1970 onafgebroken de – sedert de jaren zestig fel bekritiseerde – adequatie-theorie toepaste. [8] Vervolgens heeft hij de leer van de redelijke toerekening ook voor wanprestatie tot de zijne gemaakt. [9] Juist tegen deze achtergrond ligt het bepaald niet voor de hand om in het kader voordeelverrekening ten aanzien van een zelfde gebeurtenis (opeens) wél (weer) een causa proxima-leer te volgen. Waar immers de causa proxima-eis expliciet ‘afgeschoten’ is als zelfstandige resp. potentieel decisieve maatstaf ter beantwoording van de vraag of een bepaald in csqn-verband met de aansprakelijkheidvestigende gebeurtenis staand nadeel vergoed moet worden, ligt het niet voor de hand om die eis  – zoals de Hoge Raad doet in het arrest Vos/TSN – desniettemin (weer) van stal te halen teneinde als zo’n maatstaf te dienen ter beantwoording van de gelijksoortige vraag of een bepaald in csqn-verband met die gebeurtenis staand voordeel in mindering komt op datgene wat ter zake van dat nadeel vergoed moet worden.

11. Van kwaad tot erger: HR 29 april 2011, RvdW 2011, 563 (Van der Heijden/Dexia)

Het zij onderkend: de eis van csqn-verband is ook in het kader van voordeeltoerekening niet geheel onwrikbaar, net zomin als hij dat is als het gaat om de vraag of schade als oorzaak van aan een aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis vergoed moet worden (§ 2 supra). Op de schade die Van der Heijden lijdt doordat hij ten aanzien van vijf achtereenvolgens met Dexia gesloten effectenleaseovereenkomsten met een restschuld blijft ‘zitten’ komt in mindering het voordeel dat hij genoten heeft uit drie eerdere, eveneens achtereenvolgens door hem met Dexia gesloten effectenleaseovereenkomsten, hoezeer ook het schenden door Dexia van haar bijzondere zorgplicht bij deze drie overeenkomsten niet in csqn-verband staat met de vijf latere overeenkomsten; geen van deze latere overeenkomst staat met die schending in csqn-verband.

slider-testIn RvdW 2011, 563 [10] (Van der Heijden/Dexia) namelijk laat de Hoge Raad de eis van csqn-verband los, waarover zo dadelijk (§ 11.2) meer. Het gaat hier om een uitzondering op deze eis. Buiten het kader van voordeelverrekening is door de Hoge Raad ook wel een uitzondering op de csqn-verbandeis gemaakt in een proportionele context. Het cassatiecollege heeft in NJ 2011, 250 [11] geen csqn-verband geëist tussen de longkanker van de heer Karamus, die 28 jaar lang had gerookt, en het door hem in de uitoefening van zijn werk inademen van asbestdeeltjes op zijn werk bij Nefalit (werkgeversaansprakelijkheid), welk inademen in retrospectief met een kans van 55% deze ziekte veroorzaakt had. Die uitzondering maakt de Hoge Raad bovendien expliciet (zie recent: NJ 2011, 251 [12]).
Kan (dus) buiten het kader van voordeelverrekening in een bijzonder geval de eis van csqn-verband tussen schade en aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis losgelaten worden, binnen het kader van deze verrekening impliceert het arrest Van der Heijden/Dexia dat in een bijzonder geval de eis van csqn-verband tussen voordeel en aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis losgelaten kan worden. In het midden kan blijven óf de uitzondering hier wel gemaakt had moeten worden. Belangrijk is namelijk het volgende punt.

 Wat de wenkbrauwen behoort te doen fronsen, is de volgende overweging in het arrest Van der Heijden/Dexia (cursivering van schrijver dezes):

“Door opneming van de maatstaf van “een zelfde gebeurtenis” in de wet wordt de eis gesteld dat zowel het genoten voordeel als de geleden schade een zodanig verband hebben met de feiten waarop de aansprakelijkheid berust, dat het gerechtvaardigd is dat het genoten voordeel bij het begroten van de schade wordt verdisconteerd. In de rechtspraak van de Hoge Raad ligt besloten dat aan dit vereiste strikt de hand moet worden gehouden, doch opmerking verdient dat de wetgever aan de rechter bij zijn oordeel wanneer plaats is voor voordeels–toerekening, de nodige vrijheid heeft toegekend (Parl. Gesch. Boek 6 NBW, p. 348).”

Noten

  1. Asser-Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2009, nr. 54.
  2. Asser-Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2009, nr. 56.
  3. Asser-Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2009, nr. 57 t/m 60 en nr. 70.
  4. LJN BP4012.
  5. HR 31 maart 2006, LJN AU6092 (Nefalit/Karamus).
  6. HR 24 december 2010, LJN BO1799 (Fortis/Bourgonje).
  7. Asser-Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2009, nr. 54.
  8. Asser-Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2009, nr. 56.
  9. Asser-Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2009, nr. 57 t/m 60 en nr. 70.
  10. LJN BP4012.
  11. HR 31 maart 2006, LJN AU6092 (Nefalit/Karamus).
  12. HR 24 december 2010, LJN BO1799 (Fortis/Bourgonje).