Sonsbeekpark - - van Swaaij Cassastie & Consultancy - cassatieadvocaat - cassatie advocaat

Sonsbeekpark, gisterenochtend (foto SvS, iPhone 12 Pro Max)

Dat er dringend actie nodig is in de strijd tegen klimaatverandering is geen nieuws. Er ligt een Urgenda-arrest van de Hoge Raad op tafel waarin de Staat wordt verplicht stappen te ondernemen op basis van de zorgplicht voor het milieu uit artikel 21 Grondwet. Hoe dit arrest vervolgens moet worden afgedwongen is een andere kwestie.[1] Al lang buigen milieurechtjuristen zich over de vraag of er naast de zorgplicht niet nog méér nodig is. Hoe kunnen wij onze relatie met onze leefomgeving juridisch beter vastleggen? Zodat recht wordt gedaan aan de natuur zelf, in plaats van enkel wat deze óns kan opleveren?

De roep om zo’n ecocentrische benadering groeit. Rivieren en bergen een stem geven, het opnemen van dierenrechten in de Grondwet, ecocidewetgeving: allemaal goede ideeën die echter snel de vraag oproepen wievervolgens deze belangenbehartiging voor de natuur op zich gaat nemen. Dat zal allemaal niet vanzelf gaan. De exploitatie van ons gemeenschappelijk erfgoed gaat ondertussen verder, totdat er iemand aan de bel trekt dat hiermee grenzen worden overschreden.

Het is beter dit probleem al bij de bron aan te pakken. Een mogelijkheid daarvoor ligt al in het rechtssysteem besloten. Basisbeginsel van onze rechtsstaat is, sinds de Franse revolutie, de scheiding tussen privaatrecht en publiekrecht: belangen van individuele burgers tegenover wat ons allemaal dient. Onderdeel hiervan is een scheiding tussen zaken die in private eigendom vallen, ‘waar we mee mogen doen wat we leuk vinden’, en openbare zaken, die in het algemeen belang in handen van de overheid zijn. Een logisch en belangrijk onderscheid, dat helaas wat in de vergetelheid is geraakt. Terwijl iedereen kan aanvoelen dat eigendom van een fiets iets wezenlijk anders is dan dat van de zeebodem.

Dit verschil was terug te vinden in het oud Burgerlijk Wetboek. Naast de private zaken ‘voor den handel bestemd’ (in commercio) bestond er het publiek domein’ begrip: ‘zaken buiten den handel’ (extra commercium). Met publiek domein werden die openbare zaken bedoeld die de overheid vanwege haar publieke taak in beheer heeft, zoals stranden, parken, wateren, de zeebodem. Buiten de definitie vallen de ‘zaken die aan niemand toebehoren’, zoals wilde dieren, vogels, lucht, de volle zee en het water in de rivieren. Een publiek ‘eigendoms’idee van openbare zaken met een afzonderlijke status en regime, onttrokken aan het economisch verkeer, is wat we nu zo hard nodig hebben.

Het idee van ‘zaken buiten den handel’ is in de loop van de 19e, 20e eeuw, door opkomst van het liberale gedachtegoed, naar de achtergrond verdwenen. Het heeft het nieuwe Burgerlijk Wetboek niet meer gehaald. Wij kennen nu juridisch maar één eigendomsbegrip van private eigendom (artikel 5:1 BW). Ook de overheid gebruikt dit private eigendomsbegrip: de eigendom ‘waar we mee mogen doen wat we leuk vinden’, weliswaar aangevuld met een hoop publiekrechtelijke beperkingen. Het blijkt helaas niet voldoende.

Ik zou ervoor willen pleiten het publiek domein concept in ere te herstellen. Dit is niet alleen essentieel voor het behoud van de openbare zaken zelf, maar ook voor een duidelijke taakomschrijving van de overheid op dit gebied. De overheid heeft immers het recht én de plicht toebedeeld gekregen om voor ons gemeenschappelijk erfgoed te zorgen. Controle hierop kan zo ook eenvoudiger worden gemaakt.

Er is er een andere manier van kijken nodig naar de natuur als een zaak van algemeen belang met een aparte status. Herstel van het ‘publiek domein’ is een filosofisch én praktisch puzzelstukje dat de relatie tot onze gezamenlijke leefomgeving kan helpen herdefiniëren, waardoor klimaat- en milieubeleid meer slagkracht krijgt.

 

[1] https://www.nu.nl/klimaat/6123397/niet-halen-urgenda-doel-brengt-nederlandse-rechtsstaat-op-onbekend-terrein.html=