Tussen Ubbergen en Beek, afgelopen zondagochtend (foto SvS, iPhone 15 Pro Max)

 

Noviomagus. In de vandaag verschenen editie van het Maandblad voor Vermogensrecht staat een bijdrage van kantoorgenoot Roderic ter Rele. Hij betoogt dat, anders dan algemeen wordt aangenomen, bij schijn van volmachtverlening (art. 3:61 lid 2 BW) naar geldend recht het risicobeginsel geen zelfstandig beginsel is naast het toedoenbeginsel. Het risicobeginsel is volgens hem niet meer dan een verruiming van het toedoenbeginsel.

Op grond van art. 3:61 lid 2 BW is voor het slagen van een beroep op schijn van volmachtverlening vereist dat de wederpartij „op grond van een verklaring of gedraging” van de pseudovertegenwoordigde heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend. Dit vereiste van een verklaring of gedraging wordt het toedoenbeginsel genoemd. Een aantal arresten van de Hoge Raad bevat echter aanwijzingen dat ook in gevallen waarin geen sprake is van een verklaring of gedraging van de pseudovertegenwoordigde er toch ruimte zou kunnen zijn voor een geslaagd beroep op schijn van volmachtverlening, namelijk wanneer het handelen van de pseudovertegenwoordiger voor risico van de pseudovertegenwoordigde komt. Dit wordt wel het risicobeginsel genoemd. Volgens Ter Rele is dit risicobeginsel geen zelfstandig beginsel naast het toedoenbeginsel. Het risicobeginsel moet aldus worden opgevat, dat niet al te hoge eisen worden gesteld aan het toedoen van de pseudovertegenwoordigde, aldus Ter Rele.

Lezing van Ter Reles bijdrage zijn van harte aanbevolen.