“Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.”
VVD-kamerlid Taverne diende vorige maand een wetsvoorstel in dat ertoe strekt dat dit art. 94 (kort gezegd) niet langer bepaalt dat een ieder verbindende bepalingen van verdragen voorgaan, boven wetten in formele zin. Wat betreft Taverne namelijk komt het te luiden (cursivering toegevoegd):
“Andere binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften dan de wetten [dus: in formele zin, toevoeging van SvS] vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.”
Gebrek aan voeling met rechtsbescherming
Terecht schrijft Taru Spronken in haar Vooraf in het Nederlands Juristenblad van komend weekend dat dit wetsvoorstel in de context moet worden gezien van een algeheel gebrek aan voeling met rechtsbescherming zowel bij de regering als in parlementaire kringen.
Hoe dom kun je zijn?
Ik geloof dat sommige kritiek op het EHRM minst genomen begrijpelijk is, zeker als men het EVRM plaatst in de context van Nazi-Duitsland. Misschien schiet het EHRM, als je die context beklemtoont, soms wat door, bijvoorbeeld met de eis dat bij oplegging levenslang er (op termijn een reëel) perspectief moet zijn op invrijheidstelling. Geloof er (dus: wederom in het licht van die context) niets van dat dat bij de totstandkoming van het EVRM de bedoeling geweest is.
Wellicht ook wordt door de Nederlandse rechter soms te makkelijk een of andere verdragsbepaling gebruikt om een wet in formele zin niet toe te passen.
Maar (kort gezegd) afschaffen van het huidige art. 94 Grondwet getuigt, volgens mij, van kortzichtigheid.
Immers, juist omdat wetten in formele zin niet aan de Grondwet getoetst mogen worden (art. 120 Grondwet), is het van het allergrootste belang dat de rechter de mogelijkheid heeft om zulke wetten te toetsen aan fundementele rechten die thans, gezien art. 94 Grondwet, geborgd worden in een ieder verbindende verdragsbepalingen.
Want wat indien er wetten in formele zin zouden komen die inbreuk zouden maken op fundamentele rechten? Ik heb te dezen veel meer vertrouwen in het oordeelvermogen van leden van de Hoge Raad dan in dat van leden van de Staten-Generaal.
Een link naar het Vooraf van Taru Spronken staat HIER.