Tijdens zijn colleges Burgerlijk recht III gaf mijn latere promotor, prof. mr. C.J.H. Brunner (dus: C.J.H.B. resp. CJHB in de NJ), steevast aanwijzingen omtrent het gebruik van de Nederlandse taal. Met deze rubriek, Taallesjes voor juristen, is beoogd om de fakkel over te nemen.
Noviomagus. De staat van het recht. De Kroniek van het Vermogensrecht in de editie van het NJB van dit weekend levert reeds voldoende ‘munitie’ op voor een taallesje.
Art. 7:922 van de Wet franchise?
Wat betreft de chroniqueurs verdient „artikel 7:922 van de Wet franchise” bijzondere aandacht. Fout, want de op 15 juli jl. in het Staatsblad (nr. 251) gepubliceerde Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van regels omtrent de franchiseovereenkomst (Wet franchise) zelf bevat maar vier artikelen (I t/m IV), waarvan art. I bepaalt: „In Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt na titel 15 de volgende titel ingevoegd:”. Titel 16, ‘Franchise’, is die ‘volgende titel’.
In deze titel in Boek 7 BW (na wijziging ervan) – en niet in de Wet franchise – is dat art. 7:922 opgenomen. Op 1 januari 2021 zal deze titel (als gevolg van het alsdan in werking getreden zijn van de Wet franchise) gewijzigd zijn.
Wollig taalgebruik: ‘geldt dat’
„Ten aanzien van in Nederland gevestigde franchisenemers geldt dat van het bepaalde bij deze Titel niet ten nadele van hen kan worden afgeweken en dat een beding in strijd met artikel 920 nietig is, ongeacht het recht dat de franchiseovereenkomst beheerst.”
„’Ten nadele van in Nederland gevestigde franchisenemers kan van het bepaalde bij deze Titel niet afgeweken worden en jegens hen is een beding in strijd met artikel 920 nietig, ongeacht het recht dat de franchiseovereenkomst beheerst.”
„Verder geldt dat zowel de causaliteitsafweging als de eventuele toepassing van de billijkheidscorrectie is verweven met waarderingen van feitelijke aard en in belangrijke mate berust op intuïtieve inzichten, zodat aan de desbetreffende oordelen slechts beperkte motiveringseisen kunnen worden gesteld.”
„De causaliteitsafweging en de eventuele toepassing van de billijkheidscorrectie zijn verder verweven met waarderingen van feitelijke aard en berusten in belangrijke mate op intuïtieve inzichten, zodat aan de desbetreffende oordelen slechts beperkte motiveringseisen kunnen worden gesteld.”
Waarschuwing op zijn plaats?
Gelders Balie Bulletin
In de vorige aflevering van deze taalrubriek wees ik erop dat een basisregel van de Nederlandse spelling is dat je samenstellingen aan elkaar schrijft (dus: cassatieadvocaat en officemanager in plaats van ‘cassatie advocaat’ en ‘office manager’).
De curriculum vitae?
Vorige aflevering van deze taalrubriek
Een link naar de vorige aflevering van deze veelgelezen rubriek staat HIER
Reacties
JGB
Beste Sjef,
Al jaren lees ik met veel plezier jouw taallesjes. Met de onderhavige les ben ik het echter niet helemaal eens.
In jouw aanpassing van de rechtsoverweging van de Hoge Raad krijgt het woord “verder” namelijk een andere betekenis dan voorheen. In de oorspronkelijke tekst is het woord gebruikt als verbindingswoord met de volzin ervoor. In jouw voorstel wijzigt dit in verbinding tussen kortgezegd “causaliteitsafweging” en “waarderingen”, derhalve als verbinding tussen twee aspecten in dezelfde zin.
Heb jij een suggestie om het gebruik van “geldt dat” te voorkomen waarbij de verbinding met de eerste vol zin intact blijft? Dit probleem speelt namelijk ook bij zinnen die beginnen met woorden als “daarnaast”, “voorts”, “tevens”, etc.