Tijdens zijn colleges Burgerlijk recht III gaf mijn latere promotor, prof. mr. C.J.H. Brunner (dus: C.J.H.B. resp. CJHB in de NJ), steevast aanwijzingen omtrent het gebruik van de Nederlandse taal. Met deze rubriek,Taallesjes voor juristen, is beoogd om de fakkel over te nemen.
Noviomagus. Ik begin er mee dat velen denken dat het niet netjes of onbeleefd zou zijn om een e-mail of een brief (respectievelijk een blogbericht) te beginnen met ‘ik’. Echter, wat betreft de gezaghebbende website OnzeTaal.nl kan het „in veel gevallen toch heel functioneel zijn” om een brief (of een e-mail of andere tekst) met ‘ik’ te laten beginnen, en mag het gewoon. (LINK). Hetzelfde geldt voor de niet minder gezaghebbende website Taaladvies.nl, met dien verstande dat daarop vermeld wordt dat „[m]inder formele zakelijke boodschappen” kunnen beginnen met ‘ik’, en dat dat „bij formele en officiële boodschappen” als „onbeleefd” ervaren kan worden (LINK).
En wat doet schrijver dezes?
In e-mails begin ik tegenwoordig vaak met ‘ik’. Dit pleeg ik (nog) niet te doen in brieven. Een brief begint bij mij vaak met ‘In aansluiting op ons telefoongesprek/uw brief …’ of ‘Hierbij bericht ik u dat mijn bevinding is …’
HR 16 mei 1986, NJ 1986/723 (Heesch/Van den Akker)
In dit verband moet er in de eerste plaats op worden gewezen dat in gevallen als het onderhavige alleen daarom moet worden aangenomen dat (mede) sprake is van een beschikking waartegen destijds beroep heeft opengestaan ingevolge de Wet Arob, omdat de Afdeling rechtspraak van de Raad van State ongetwijfeld ten einde de rechtsbescherming van de betrokken burgers uit te breiden in het kader van haar hiervoor in 3.1.3 sub (c) en (d) bedoelde rechtspraak bereid is gebleken in de rechtshandeling waarop betalingen als de litigieuze berusten, ondanks haar duidelijk privaatrechtelijke gedaante, (mede) een beschikking in de zin van genoemde wet te ontwaren.
De vorige volzin staat in rov. 3.2.2 van het arrest Heesch/Van den Akker. Die (dus: voorlaatste) volzin is lang. In de lay-out van mijn processtukken gaat het om zeven regels. In de opmaak van mijn cassatieadviezen gaat het zelfs om negen regels. Maar taalkundig is er niets mis mee.
Overigens zou ik, omwille van het leesgemak, de zinsnede ‘ongetwijfeld ten einde de rechtsbescherming van de betrokken burgers uit te breiden in het kader van haar hiervoor in 3.1.3 sub (c) en (d) bedoelde rechtspraak’ tussen gedachtestreepjes geplaatst hebben. De tekst van Heesch/Van den Akker is gepubliceerd op Rechtspraak.nl (LINK).
Concept brief of conceptbrief: spatie ertussen of niet?
Tot droefheid stemt dat menigeen de fout in gaat bij een woord als ‘concepttekst’, namelijk door te schrijven „concept tekst”. Niet zelden ook zie ik dat men schrijft „cassatie advocaat” in plaats van ‘cassatieadvocaat’ of „tussen conclusie” in plaats van ’tussenconclusie’. Miskend wordt dat het bij dergelijke woorden om samenstellingen gaat, zodat zij aaneengeschreven moeten worden. Zo zit ik met dit mooie weer in een tuinstoel en niet in een tuin stoel.
Taallesje voor Juristen (66): ‘Stichting Verbiedt de Kruisraketten’
Een link naar de vorige aflevering van deze veelgelezen rubriek staat HIER.