Tijdens zijn colleges Burgerlijk recht III gaf mijn latere promotor prof. mr. C.J.H. Brunner (dus: C.J.H.B. resp. CJHB in de NJ) steevast aanwijzingen omtrent het gebruik van de Nederlandse taal. Met deze rubriek,Taallesjes voor juristen, is beoogd om de fakkel over te nemen.
Noviomagus. Wij, juristen, kunnen ons niet, zoals (bijvoorbeeld) natuurkundigen, uitdrukken in formules. Wij moeten het, nagenoeg uitsluitend, hebben van woorden. Wij komen als vanzelf in de verleiding om lange volzinnen te schrijven, wanneer we bezig zijn met een concept van bijvoorbeeld een advies of processtuk. Dit ook omdat schrijven onderdeel is van ons denkproces. De herredactie komt later.
Herredactie
Niet lang geleden was ik bezig met de herredactie van het concept van een processtuk. In het concept stond een lange volzin met daarin de ‘weliswaar, maar’-constructie. Ik knipte die volzin doormidden, en maakte er twee volzinnen van. Dit door de komma voor het woordje „maar” te vervangen door een punt, en een nieuwe volzin te maken die begon met „Maar”. (Die lange volzin werd derhalve vervangen door twee separate volzinnen, waarvan de eerste volzin begon met „Weliswaar” en de tweede aanving met „Maar”.)
Ik vroeg mij echter af of dat wel mag, een volzin laten beginnen met maar. Ik ben gaan googelen. Volgens Taaladvies.net mag een zin met maar beginnen, doch is dat minder geschikt voor een zakelijke schrijfstijl. Volgens Onzetaal.nl daarentegen mag een volzin beginnen met maar en is het een hardnekkig misverstand dat dat niet zou kunnen: „Grammaticaal is er geen enkel bezwaar tegen; het is vooral een kwestie van smaak en tekstverzorging.” Hetzelfde geldt volgens Onzetaal.nl voor ‘en’ aan het begin van een volzin: „ook dat kan prima.”
Wat doet de Hoge Raad?
Uit betrouwbare bron is mij bekend dat de civiele kamer van de Hoge Raad bij twijfel wel eens te rade gaat bij een website als Onzetaal.nl. Daarom kan het niet verbazen dat in rov. 3.2 van HR 13 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:425 valt te lezen (onderstreping toegevoegd, voetnoot weggelaten):
„Bij de beoordeling van deze klacht dient het volgende tot uitgangspunt. Een geslaagd beroep op een bindendadviesclausule als in deze zaak aan de orde betekent dat de rechter niet toekomt aan een inhoudelijk oordeel over de rechtsbetrekking in geschil. Daarbij past dat de eiser niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering. Maar als de rechter in dat geval in het dictum de vordering afwijst in plaats van de eiser niet-ontvankelijk te verklaren, levert dit niet zonder meer een grond voor vernietiging op.” LINK
Mag het of mag het niet in een zakelijke context?
Grammaticaal is er niets mis met maar aan het begin van een volzin. Of maar al dan niet minder geschikt is voor een zakelijke schrijfstijl, is (slechts) een kwestie van smaak. Een voordeel van maar aan het begin van een volzin is dat het makkelijker is om in een tekst korte zinnen te gebruiken. Dat komt de leesbaarheid – en vooral ook de overtuigingskracht – van de tekst ten goede. Ik houd het erop dat maar ook voor een zakelijke schrijfstijl geschikt is.
Het vorige Taallesje voor juristen
Een link naar de vorige aflevering van deze rubriek staat HIER.