Tijdens zijn colleges Burgerlijk recht III gaf mijn latere promotor prof. mr. C.J.H. Brunner (dus: CJHB in de NJ) steevast aanwijzingen omtrent het gebruik van de Nederlandse taal. Met deze rubriek, Taallesjes voor juristen, is beoogd om de fakkel over te nemen.
Noviomagus. Een confrère uit een overzees deel van het Koninkrijk der Nederlanden attendeerde me op een op 13 dezer gedateerde brief van dr. R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over een rapportage van het IMF over Curaçao en Sint Maarten.
Dr. Plasterk heeft die ongetwijfeld door een ambtenaar geconcipieerde brief te snel ondertekend. Er staat namelijk:
“Zo is op Curaçao onder meer de pensioenleeftijd verhoogd, het ambtenarenapparaat gereduceerd en de zorgkosten meer onder controle gekomen.”
Had de minister van “{…} de zorgkosten {…}” even gemaakt “{…} de post zorgkosten {…}”, dan was er niets aan de hand geweest.
Het voordeel van zo’n constructie is dat je het betreffende werkwoord (in casu: is) maar één keer hoeft te gebruiken. Dat bevordert gecomprimeerd schrijven.
Je gaat alleen, zoals Plasterk, de fout in als je niet even goed checkt of het betreffende werkwoord (bij alles) ook steeds het juiste is.
Link naar vorig taallesje voor juristen (24)
Een link naar het vorige taallesje staat HIER.