Centraal staat in dit taallesje of er een betekenisverschil is tussen het woordje “onmiddellijk” en het woordje “ogenblikkelijk”. Daarmee heeft dit ook met een kwinkslag geschreven stukje onvermijdelijk een juridisch-inhoudelijke component.
Wat betekent “onmiddellijk”?
J. Wiarda in zijn uit 1937 daterende, ook thans nog de moeite van het raadplegen waard zijnde dissertatie Cessie of overdracht van schuldvorderingen op naam (blz. 119) kende aan het woordje “onmiddellijk” een min of meer letterlijke betekenis toe, nl. die van zonder middel resp. zonder nader middel.
Dit in het kader van een betoog dat ertoe strekte dat de eigendom van een vordering op naam nog voordat deze überhaupt ontstaan was (in het kader van een fiduciaire eigendomsoverdracht) al bij voorbaat – reeds nu voor alsdan – geleverd kon worden met behulp van een akte van cessie, opdat de eigendom van de vordering indien en zodra de cedent deze nadien verkregen zou hebben van rechtswege over zou gaan in het vermogen van de cessionaris.
NJ 1934, 343
Weliswaar was in HR 29 december 1933, NJ 1934, 343 (Fijn van Draat) nog beslist dat de eigendom (onderstreping toegevoegd) “door en bij“ de akte overging (uit het vermogen van de cedent in dat van de cessionaris), zodat een te leveren vordering ten tijde van de levering en (dus) de akte van cessie reeds bestaan moest.
Procederen in cassatie?
Dan met aantoonbaar ingenieuze, verrassende en meeslepende argumentatie
Maar volgens Wiarda (a.w., blz. 339), die zocht naar een mogelijkheid, bedoelde de Hoge Raad met “bij” op “onmiddellijk” en zou hij een beslissing gegeven hebben voor het geval dat sprake was van “{…} eene op onmiddellijken en ogenblikkelijken eigendomsovergang gerichte wilsovereenstemming {…}”.
Welnu, volgens Wiarda (a.w., blz. 117) konden partijen daarom bewerkstelligen dat de overgang van de eigendom plaats zou vinden “onmiddellijk” (dus: zonder nader middel resp. nadere akte) alsmede indien en zodra (in plaats van “ogenblikkelijk”) de cedent de eigendom verkregen zou hebben. Volgens Wiarda was het:
“{…} woord “onmiddellijk” niet als tijdsaanduiding te verstaan, maar in den meest letterlijken zin op te vatten: “zonder meer’, d.w.z. zonder eenige nadere rechtshandeling, in casu zonder nadere levering.”
Art. 3:97 lid 1 BW
Bedenk bij dit alles dat in het BW van 1838 niet een bepaling opgenomen als het in het BW van 1992 opgenomen eerste lid van art. 3:97, in hetwelk als hoofdregel neergelegd is dat toekomstige goederen bij voorbaat geleverd kunnen worden. Meer hierover lees je in in het eerste hoofdstuk van mijn proefschrift.
Onmiddellijk of ogenblikkelijk?
Het zal niet verbazen dat ik de voorkeur geef aan het woordje “ogenblikkelijk”. Het woordje “onmiddellijk” gebruik ik zelden, en dan bij voorkeur in de betekenis van Wiarda. Vakdeformatie?
N.B. Een link naar de volgende aflevering (nr. 11) van Taallesjes voor juristen staat HIER. En naar het vorige taallesje (nr. 9) HIER.