Gastblog: Gerrit van Maanen
Knappe en moedige uitspraak
Dalhem. Gisteren heeft het Haagse Gerechtshof knap en moedig beslist in de belangrijke zaak tegen Shell en haar Nigeriaanse dochtermaatschappijen. Deze zaak is m.i. qua gewicht vergelijkbaar met het Urgenda-arrest.
Vier Nigeriaanse boeren en Milieudefensie vorderen van Shell vergoeding van schade die zij zeggen te hebben geleden door olielekkages uit ondergrondse pijpleidingen en een olieboorput in Nigeria. Het gaat om leidinglekkages bij de Nigeriaanse dorpjes Oruma en Goi en een putlekkage bij het dorpje Ikot Ada Udo in de periode 2004-2007. Ook eisen zij dat Shell de verontreiniging beter opruimt en maatregelen treft om herhaling te voorkomen.
Shell wijst aansprakelijkheid van de hand. Volgens Shell zijn de lekkages veroorzaakt door sabotage en bestaat er in dat geval naar Nigeriaans recht geen aansprakelijkheid. Bovendien is de verontreiniging naar de mening van Shell afdoende opgeruimd. Dat opruimen doet Shell naar zeggen ongeacht de oorzaak van de lekkages. Eerder, in een tussenarrest, heeft het gerechtshof Den Haag al beslist dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de vorderingen van de boeren en Milieudefensie.
Aansprakelijk voor schade
In twee eindarresten van 29 januari 2021 heeft het gerechtshof de vorderingen inhoudelijk beoordeeld naar Nigeriaans recht. Rov. 3.1:
„de vorderingen van MD c.s. materieel worden beoordeeld naar Nigeriaans recht en is op de wijze van procederen het Nederlandse (proces-)recht – zoals (onder meer) neergelegd in het Nederlandse Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) – van toepassing, vgl. artikel 10:3 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (BW). Daarbij verdient nog wel opmerking dat materieelrechtelijke kanten van het procesrecht, waaronder de vraag welke sancties kunnen worden opgelegd, worden beheerst door de lex causae (dus in dit geval Nigeriaans recht), evenals, naar thans tot uitdrukking is gebracht in artikel 10:13 BW, het materieel bewijsrecht, waaronder zijn te rekenen bijzondere regels van bewijslastverdeling die betrekking hebben op een bepaalde rechtsverhouding en die de strekking hebben de uit die rechtsverhouding voortvloeiende subjectieve rechten nader te bepalen. Voor het overige wordt de bewijslastverdeling, evenals de stelplicht, beheerst door de lex fori, dus hier het Nederlands (proces-)recht.”
Volgens het Nigeriaanse recht rust op degene die zich op sabotage van pijpleidingen beroept (Shell in dit geval) een zware bewijslast. Dat betekent dat sabotage beyond reasonable doubt door Shell moet worden aangetoond. Voor de pijpleidingen bij Oruma en Goi is dat bewijs niet door Shell geleverd. Shell Nigeria is daarom aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van het lekken van die pijpleidingen. De hoogte van de schadevergoeding moet nog worden vastgesteld in een vervolgprocedure (een schadestaatprocedure).
Lekdetectiesysteem (LDS)
Bovendien oordeelt het Gerechtshof dat Shell bij de Oruma-pijpleiding een beter waarschuwingssysteem moet inbouwen, opdat Shell toekomstige lekkages sneller opmerkt en de uitstroom en daarmee de (milieu)schade beperkt. Die verplichting wordt opgelegd aan Shell Nigeria én de Shell moedervennootschap. Rov. 7.26:
„Met betrekking tot de Oruma-leiding is nog steeds sprake van een door de dochter SPDC veroorzaakte onrechtmatige toestand die erin bestaat dat zij die leiding tot op heden niet heeft voorzien van een LDS. RDS is hiervan al geruime tijd op de hoogte (zie rov. 7.3). Niettemin heeft zij geen gebruik gemaakt van de haar uit het (indirect) aandeelhouderschap van SPDC voortvloeiende, en met haar bemoeienis op LDS-gebied al concreet vormgegeven, bevoegdheid om SPDC er toe te brengen om in/op de Oruma-leiding een LDS toe te passen, hoewel zij – reeds op basis van de in deze procedure gewisselde stukken – ook al enige tijd weet of moet weten dat het ontbreken van een LDS in het tamelijk waarschijnlijke geval dat in de Oruma-leiding in de toekomst (wederom) een lekkage zal optreden, zeer ernstige nadelige gevolgen zal (kunnen) hebben voor Oguru, (de erfgenamen van) Efanga en de andere omwonenden. Tussen RDS en deze ‘Oruma-ers’ is sprake van proximity, hetgeen het hof afleidt uit de in de ‘Vedanta v Lungowe’- uitspraak neergelegde overweging dat ‘the result would surely have been the same if the dust had escaped to neighbouring land where third parties, worked, lived or enjoyed recreation’. Hierin is immers de beslissing in de zaak Chandler v Cape, dat de moeder aansprakelijk was jegens de werknemers van de dochter die door die dochter waren blootgesteld aan asbest, doorgetrokken naar third parties waarmee de ‘Oruma-ers’ zijn te vergelijken. Onder de hier geschetste omstandigheden is het fair, just and reasonable om een duty of care van RDS aan te nemen om er voor te zorgen dat op de Oruma-leiding een LDS wordt geïnstalleerd. Aan deze duty of care heeft zij niet voldaan, zodat ook aan haar kant sprake is van een onrechtmatige toestand. Omdat de SPDC al zeer lange tijd onwillig is gebleven, zelfs ondanks de nog toegenomen noodzaak daarvan, om tot installatie van een LDS op de Oruma-leiding over te gaan is het, opdat justice can be adequately done, noodzakelijk om ook RDS een bevel op te leggen waarmee zoveel als mogelijk kan worden verzekerd dat de Oruma-leiding nu eindelijk met een LDS wordt uitgerust.”
Verdere sanering?
Het is niet aannemelijk geworden dat Shell Nigeria bij Oruma en Goi onvoldoende heeft gesaneerd. Mocht er nog sprake zijn van restverontreiniging, dan is dat een aspect dat kan worden meegenomen in de schadestaatprocedure.
’s Hofs dictum
„- verklaart voor recht dat SPDC jegens Oguru, Efanga en de andere omwonenden voor wie MD opkomt i) risicoaansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van de lekkage bij Oruma op 26 juni 2005 en ii) onrechtmatig heeft gehandeld door niet vóór die datum in/op de Oruma-leiding een (adequaat) Leak Detection System (LDS) te installeren, en veroordeelt SPDC om aan Oguru en Efanga te vergoeden de uit i) en ii) voortvloeiende schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
– gebiedt SPDC om binnen één jaar na betekening van dit arrest de Oruma I-leiding en de Oruma II-leiding te voorzien (en voorzien te houden zolang deze leidingen in gebruik zijn als hoofd- of reserveleiding) van een Leak Detection System (LDS) als bedoeld in rov. 6.43 en veroordeelt SPDC om voor iedere dag (een gedeelte van een dag als een dag gerekend) dat zij niet aan dit gebod voldoet, aan MD c.s. gezamenlijk een dwangsom te betalen van € 100.000,-“
De impact van bedrijven als Shell op de bewoners van de Niger Delta
Gedurende decennia heeft Shell veel olie gewonnen in Nigeria en daar goed geld aan verdiend. Dat is allemaal best, maar de impact ervan is enorm. De hele Niger Delta is vervuild, de vissen zijn dood en de bewoners hebben geen schoon drinkwater meer en zijn hun inkomsten kwijt. Een deel van die bewoners is in opstand gekomen en heeft zich ook op de piraterij gestort waardoor de Golf van Guinée een van de gevaarlijkste kustgebieden ter wereld is geworden. Meer dan 90% van alle ontvoeringen van bemanningsleden op zee vindt plaats in die Golf van Guinée en wordt vooral uitgevoerd door rebellen/piraten uit Nigeria.
Shell heeft altijd gesteld dat zij niet verantwoordelijk is voor die lekkages, daartoe aanvoerend dat er sprake was van sabotage. Dat argument is nu verworpen door de Haagse Hof. Shell moet nu maar eens goed nadenken hoe ze in de toekomst met haar maatschappelijke verantwoordelijkheid omgaat.