Noviomagus. Gisteren heeft de Hoge Raad een arrest van het Bossche Hof gecasseerd en de zaak naar dit Hof terugverwezen. Het Hof had ter zake van de memorie van grieven een akte niet-dienen verleend aan appellante, een besloten vennootschap. Deze stelde daarop cassatieberoep in. Daarna werd ik benaderd door de advocaat van de wederpartijen van de vennootschap met het verzoek om cassatieadvies uit te brengen, namelijk omtrent de vraag of het zinvol was om bij de Hoge Raad verweer te voeren. Mijn advies kwam erop neer dat dat niet zinvol was: tegen het cassatiemiddel was geen enkel kruid gewassen.
Geen verweer voeren in cassatie, maar na conclusie P-G alsnog verschijnen bij de Hoge Raad
Hoewel ik bij de Hoge Raad (dus) geen verweer voerde, heb ik mij in cassatie uiteindelijk voor voornoemde wederpartijen gesteld. Dit nadat nadat Advocaat-Generaal E.M. Wisseling-van Gent een tot vernietiging van het arrest strekkende conclusie genomen had. Waarom ik mij alsnog stelde?
Welnu, dat deed ik uitsluitend om de Hoge Raad in een schriftelijke reactie op die conclusie – een zogeheten borgersbrief – erop te wijzen (1) dat de in cassatie bestreden beslissing van het Bossche Hof niet uitgelokt was door voornoemde wederpartijen en door hen ook niet verdedigd werd, en (2) dat er daarom voor de Hoge Raad alle reden was om geen proceskostenveroordeling uit te spreken en om, in plaats daarvan, de beslissing over wie de kosten van de cassatieprocedure te reserveren.
In voornoemde conclusie van de Advocaat-Generaal namelijk was daar niet op gewezen. Vandaar dat ik het zekerheidshalve maar deed in mijn schriftelijke reactie op deze conclusie. (Doordat ik mij alsnog gesteld had, kreeg ik de beschikking over de tekst van de conclusie en kon ik aldus nagaan over de Advocaat-Generaal iets opgemerkt had over het reserveren van de proceskosten.)
Wat is reserveren van de kosten van het geding in cassatie?
Zoals reeds vermeld, vernietigde de Hoge Raad ’s Hofs arrest. Het cassatiecollege oordeelde, geheel conform mijn schriftelijke reactie: „Nu [verweerders] de beslissing van het hof niet hebben uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.” Het dictum van ’s Hogen Raads arrest houdt in dat „de beslissing” omtrent de kosten van het geding in cassatie „tot de einduitspraak” gereserveerd wordt.
Zouden de kosten van het geding in cassatie niet gereserveerd zijn, dan degenen voor wie ik mij gesteld heb veroordeeld zijn in deze kosten. (Hierbij gaat het vooral om een forfaitair bedrag van € 2.600 aan salaris van de cassatieadvocaat van eisers tot cassatie en over het door hen betaalde griffierecht.) Zelfs indien degenen voor wie ik mij gesteld heb bij de Hoge Raad uiteindelijk door het Bossche Hof in het gelijk gesteld zouden worden, zouden zij hoe dan ook blijven ‘zitten’ met de door hen aan de vennootschap betaalde of nog te betalen kosten van het geding in cassatie: een gerechtshof naar hetwelk een zaak na cassatie verwezen of terugverwezen is, kan een in cassatie uitgesproken proceskostenveroordeling niet terugdraaien.
De consequentie van ’s Hogen Raads ‘reserveren’-dictum is dat het Bossche Hof bij het door hem te wijzen einduitspraak een beslissing dient te nemen omtrent de kosten van het geding in cassatie. De inhoud van deze beslissing hangt ervan af van wie bij bij deze einduitspraak geldt als de in het ongelijk gestelde partij. Deze zal de kosten van het geding in cassatie moeten dragen. Wordt bijvoorbeeld de vennootschap in het ongelijk gesteld door het Bossche Hof, dan zal zij de door haar gemaakte kosten van de cassatieprocedure zelf moeten dragen (en mogelijk, hoewel ik geen verweer gevoerd heb, ook aan de wederpartijen van de vennootschap een bedrag verschuldigd zijn wat betreft, bijvoorbeeld, door hen betaald griffierecht). Worden de geïntimeerden in het ongelijk gesteld, dan zullen zij aan de vennootschap alsnog voornoemd forfaitair bedrag van € 2.600 en het door haar betaalde griffierecht in cassatie moeten betalen.
Zuur dat procespartijen door apparaatsfout kosten moeten maken
Zoals blijkt uit het arrest van de Hoge Raad, is door (de organisatie van) het Bossche Hof een (apparaats)fout gemaakt. De vennootschap had tijdig een memorie van grieven ingediend, maar deze was bij het Hof in het ongerede geraakt. De vennootschap kreeg daarom een akte niet-dienen aan haar broek, wat haar noopte om cassatieberoep in te stellen en daarvoor kosten te maken. Het is gerechtvaardigd om de vraag op te werpen of de wet voor zulke gevallen niet zou moeten inhouden dat het door de Hoge Raad geheven griffierecht sowieso terugbetaald wordt. (Ik heb het verder maar niet over het honorarium van cassatieadvocaten.)
Een link naar ’s Hogen Raads arrest staat HIER.