In de jongste editie van het NJB (dit weekend) staat een fraai stuk van L. Di Bella over het relativiteitsvereiste en de vergoeding van vermogensschade bij overheidsaansprakelijkheid.
Duwbak Linda en Iraanse vluchtelinge
’s Hogen Raads bekende arresten Duwbak Linda en Iraanse vluchtelinge passeren de revue en worden kritisch tegen het licht gehouden. Het relativiteitsvereiste zou te activistisch gebruikt worden, met als doel de omvang van de overheidsaansprakelijkheid in toom te houden. Dit door te focussen op primaire doel van publiekrechtelijke regelingen, waarbij nu eenmaal steeds het algemene belang een prominente rol speelt. De auteur stelt dat er aldus geen voldoende onderscheidend vermogen is om uit te leggen waarom in het ene geval wèl en in het andere geval niet voldaan zou zijn aan het relativiteitsvereiste, en bepleit een andere, aan het Europese Unierecht ontleende benadering.
Tentje van Lubbers
Wat betreft de Iraanse vluchtelinge die aanvankelijk ten onrechte geen verblijfsvergunning kreeg en aldus vermogensschade opliep (vertragingsschade: ze bleef door de aanvankelijke weigering vooralsnog niet gerechtigd om betaalde arbeid te verrichten) had A-G Spier geconcludeerd dat wèl aan het relativiteitsvereiste voldaan was. De Hoge Raad volgde zijn A-G (dus) niet. Technisch-juridisch had A-G Spier zeker een punt. Intussen schijnt het mij toe dat het objectieve recht zoals het ‘gevonden’ moet worden nu eenmaal niet over de volle breedte van het spectrum altijd even logisch dwingend is. Meer in het bijzonder zie ik niet in waarom de rechter geen ruimte zou (mogen) hebben om met het relativiteitsvereiste enige rechtspolitiek te bedrijven teneinde de overheidsaansprakelijkheid enigszins binnen de perken te houden.
Als vanzelf denk ik terug aan de uitspraak van een in 2002 vermoorde politicus: als je een echte vluchteling bent, dan ben je al blij met een tentje van Lubbers (dus: destijds Hoge Commissaris voor de vluchtelingenzaken bij de Verenigde Naties). En hier zijn we weer terug bij het primaire beschermingsdoel van de publiekrechtelijke norm.
Wie staat er boven de wet?
Zie over het in toom houden van de overheidsaansprakelijkheid ook Hartlief in zijn laatste Vooraf in het NJB. Een link naar dit Vooraf staat hier.