Noviomagus. De conclusie van A-G Wuisman (§ 4.1) voor het arrest Flexabram/Iprem (NJ 2017/10) heeft als slotsom dat het door mij ingestelde principale cassatieberoep geen doel treft en dat het incidentele cassatieberoep slaagt „voor zover geklaagd wordt over {…}”. Onder het kopje „5. Conclusie“ schrijft A-G Wuisman dat geconcludeerd wordt tot „vernietiging van het bestreden arrest van het hof voor zover hierboven in 4.1 aangegeven.”
De Hoge Raad daarentegen casseert in het principale cassatieberoep (wegens miskenning van de Haviltexmaatstaf) en verwerpt het incidentele cassatieberoep.
Op rechtspraak.nl wordt bij die conclusie vermeld „Gevolgd”. Gezien het voorgaande, is dat (dus) onjuist. Immers, de Hoge Raad ging contrair: hij casseerde tenslotte in het principale cassatieberoep en verwierp het incidentele cassatieberoep, terwijl de conclusie van A-G Wuisman uitgerekend tot het omgekeerde strekte (dus: verwerping van principaal beroep en vernietiging in incidenteel beroep).
Die fout op rechtspraak.nl (‘Gevolgd’) heeft mogelijk daarmee te maken, dat de Hoge Raad in elk geval vernietigde en de conclusie van Wuisman (in het door de Hoge Raad verworpen) incidentele cassatieberoep tot vernietiging strekte. Maar een fout is een fout.
De lezer beoordele of een verzachtende omstandigheid voor rechtspraak.nl is dat het incidenteel cassatieberoep verworpen werd met als motivering (1) dat de betreffende klachten geen behandeling behoefden, zodat het incidenteel beroep bij gebrek aan belang moest worden verworpen, (2) dat door het slagen van het middel in het principale beroep na verwijzing de betekenis van het betreffende huurgarantiebeding opnieuw onderzocht moest worden, (3) dat van de uitkomst daarvan de betalingsverplichtingen van partijen afhingen, en (4) dat ook de proceskostenveroordeling in feitelijke instanties daarvan afhankelijk was.
Meer over ’s Hogen Raads arrest lees je HIER.