Een vertrouwensbreuk is zoiets als een zonsverduistering. Het wordt donker in de organisatie en zowel kil als koud.
Vooropgesteld zij dat ik bevooroordeeld ben. Op voorhand gaat mijn sympathie uit naar de rechters op de werkvloer. Dat zijn doorgaans hardwerkende mensen die gewoon goed werk willen leveren. In zo’n rechtbankbestuur zitten, naar het mij toeschijnt, vooral lieden die het ambiëren om ‘manager’ te zijn – maar de ware rechter wil toch vooral gewoon juridisch-inhoudelijk bezig zijn met zaken? – en die goed (willen) liggen bij de raad voor de rechtspraak. Deze club is suspect. Deze raad is een monstrum. MEER
Het feit alleen al voornoemde vertrouwensbreuk er is, lijkt minst genomen te impliceren dat dat rechtbankbestuur er een janboel van gemaakt heeft. Zo’n vertrouwensbreuk ontstaat immers heus niet zomaar.
Intussen besef ik niet alleen dat het vanaf de zijlijn makkelijk roepen is, maar ook dat ik als, zoals het heet, DGA geen last heb van ‘de organisatie’. Ik kan gewoon doen wat ik als professional nodig vind en intern is er geen ruis. Voor mij bijvoorbeeld geen (impliciete) druk wat betreft productiecijfers/output en wat die meer zij. Dat is, natuurlijk, een prachtige, volstrekt onafhankelijke positie.
Een link naar dat bericht op Mr.Online staat HIER.