Noviomagus. In de editie van het NJB van dit weekend staat een fraai Vooraf van Peter Wattel. In dit Vooraf gaat Wattel in op de zogeheten acte clair. Hiervan is volgens het HvJEU pas sprake indien over de juiste interpretatie van het EU-recht geen redelijke twijfel kan bestaan, namelijk noch bij de betrokken hoogste nationale rechter, noch bij enige andere hoogste nationale rechter, noch bij het HvJ. Wattel wijst erop dat het hier om „onrealistische voorwaarden” gaat en dat hierrover al decennialang geklaagd wordt.
Wattel komt intussen tot een verwerping van een geopperde alternatieve benadering waarin het niet zozeer gaat om de correcte toepassing van het EU-recht in het concrete geval, als wel om „EU-wijde algemene rechtseenheid en eenvormige rechtsontwikkeling”, en waarbij de rechtsbescherming in concrete gevallen in beginsel de exclusieve taak van de nationale rechter is. Die verwerping grondt Wattel hierop, dat het HvJEU nu al soms niet beseft wat nu eigenlijk precies de strekking is van de betreffende rechtsvraag en dat dit als reden heeft dat het de wijdere consequenties van zijn antwoord in de concrete zaak niet altijd onderkent.
Bij wijze van voorbeeld wijst Wattel erop – en ik onderschrijf dit van harte – dat een goede cassatieprocesinleiding niet feitelijk genoeg kan zijn: „de rechters moeten het onrecht feitelijk voelen.”
Lezing van voornoemd Vooraf zij van harte aanbevolen. Een link ernaar staat HIER.