Noviomagus. Een conclusie van antwoord waarbij geen incidenteel cassatieberoep ingesteld wordt bestrijkt doorgaans slechts één A-4tje met daarop als enige inhoudelijke mededeling dat, anders dan het cassatiemiddel klaagt, met de uitspraak a quo het recht niet geschonden is en evenmin essentiële vormen verzuimd zijn (met als slotsom/conclusie dat het de Hoge Raad moge behagen om het cassatieberoep te verwerpen; kosten rechtens). In de vorige zin staat uiteraard niet zomaar het woordje doorgaans. Zo heb ik een paar jaar geleden in een cassatiezaak een conclusie van antwoord opgesteld waarbij mijn cliënte zich in het principale cassatieberoep op mijn advies geheel refereerde aan ’s Hogen Raads oordeel. Zij had het bestreden niet uitgelokt en wilde het ook niet verdedigen, omdat het echt niet overeind te houden was. Dit refereren had een voordeel, waarover zo dadelijk meer.

foto.SvS.sr.

Sjef van Swaaij Sr. afgelopen zondag bij mij op kantoor in de Krayenhoffkazerne (foto SvS Jr., iPhone 6)

 

Intussen stelde ik voor mijn cliënte een onvoorwaardelijk incidenteel cassatieberoep in, waarna de Hoge Raad in het principale beroep het arrest vernietigde en in het incidentele cassatieberoep dat arrest eveneens vernietigde.

Wat mooi was, was dat de Hoge Raad in het principale beroep geen kostenveroordeling uitsprak en dat hij dat in het incidentele beroep wèl deed. In het principale beroep werden de kosten, zoals dat heet, gereserveerd. Dit wil zeggen dat de partij die uiteindelijk, na verwijzing naar een ander gerechtshof, in het ongelijk gesteld wordt veroordeeld wordt in de proceskosten in het principale cassatieberoep. Het cassatiecollege oordeelde:

“Nu {…}  [mijn cliënte, SvS] het oordeel van het hof niet heeft uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten in het principale beroep worden gereserveerd.”

Dit nu  was precies de een reden waarom ik mijn cliënte dat ‘refereer’-advies gaf. Dat de Hoge Raad (dus) in succesvolle incidentele cassatieberoep wèl een proceskostenveroordeling uitsprak, heeft als reden dat de tegenpartij in dit beroep (wèl) verweer gevoerd had en de door mij namens mijn cliënt bestreden beslissing uitgelokt had.

Overigens was dit een belangrijk, verhelderend arrest voor de rechtspraktijk: verbintenissenrecht en rechtspersonenrecht. MEER

Wet versterking cassatieadvocatuur

Foto.SvS.sr.2

Foto SvS Jr. (iPhone 6)

Overigens zie je dat in het arrest (rov. 2) alleen geëxpliciteerd wordt dat ik in die zaak een schriftelijke toelichting gegeven heb (dus: alleen op het voorwaardelijk incidentele middel).

Het cassatieberoep was namelijk aanhangig gemaakt geruime tijd vóór 1 juli 2012, waarop de Wet versterking cassatieadvocatuur in werking is getreden, na welke inwerkingtreding  ik (najaar 2012) wederom advocaat bij de Hoge Raad werd, ditmaal te Noviomagus. De gerenommeerde advocaat bij de Hoge Raad mr. K.G.W. van Oven fungeerde in voornoemde cassatiezaak als mijn ‘cassatieprocureur’. Eerder namelijk, toen ik nog deel uitmaakte van de Haagse balie (vanaf 1999), hadden wij een cassatiezaak ’tegen elkaar’, zodat mr. Van Oven ook daarvan wist dat ik kwaliteit lever en zijn naam er (dus) wel aan wilde verbinden. Mr. Van Oven heeft dat ook in meerdere andere zaken naar mijn volle tevredenheid gedaan.
Mr. Van Oven heeft intussen zijn toga aan de wilgen gehangen, na al weer een paar jaar de zeventig te zijn gepasseerd. Wat hebben wij toch een mooi, lang vol te houden beroep.