Art. 237, eerste lid, Rv bepaalt:
“De partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, wordt in de kosten veroordeeld. De kosten mogen echter geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd tussen echtgenoten of geregistreerde partners of andere levensgezellen, bloedverwanten in de rechte lijn, broers en zusters of aanverwanten in dezelfde graad, alsmede indien partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld. Ook kan de rechter de kosten die nodeloos werden aangewend of veroorzaakt, voor rekening laten van de partij die deze kosten aanwendde of veroorzaakte.”
Niettegenstaande het bepaalde in de eerste volzin, strekt menig petitum van een inleidende dagvaarding ertoe dat de rechter gedaagde veroordeelt in de proceskosten. Volstrekt overbodig. Uiteraard is het prima om te vermelden “kosten rechtens” (pro memorie).
De pendant voor verzoekschriftenprocedures is art. 289 Rv
“De eindbeschikking kan tevens een veroordeling in de proceskosten inhouden. Artikel 244 is van toepassing.”
Wie betaalt de prijs van verstorend procesgedrag?
Eerder deze week stuitte ik op het proefschrift van Paul Sluijter met als titel Sturen van proceskosten en als ondertitel Wie betaalt de prijs van verstorend procesgedrag? Vind het interessant en aardig om lezen wat Sluijter zoal naar voren brengt over onnodig vertragend en/of kostenverhogend procesgedrag en de mogelijke consequenties voor de proceskostenveroordeling. Hoofdstuk 5, de interviewstudie, is ook de moeite van het lezen waard, alleen omdat rechters en raadsheren (anoniem) zich over deze materie uitlaten.
Het proefschrift laat maar weer eens zien dat over ieder onderwerp, zoals zo vaak, veel te zeggen en te signaleren valt.
Die dissertatie is online the lezen. Een link staat HIER.
Reacties
Anton Weenink
Een hyperlink naar YouTube:
https://www.youtube.com/watch?v=TP4DktreZO4
De moeder van de financiële sector schandalen van de voorbije 20 jaar en de moeizame rechterlijke beoordeling er over. Dit alles uitgelegd in minder dan 45 minuten.