foto.Waalbrug.11.4.2014

Op de Waalbrug; bijna thuis (foto SvS, iPhone 5s)

 

Noviomagus.  Zoek op NJ 1973, 176. Dit 41 jaar geleden gewezen arrest gaat over aansprakelijkheid van de werkgever ex art. 1403 (oud BW, waarvan het derde lid bepaalt (kort gezegd) dat de werkgever aansprakelijk is voor schade die door zijn werknemer veroorzaakt is “{…} in de werkzaamheden {…}” waartoe hij door zijn werkgever werd “{…} gebruikt {…}”.

Hof

Het Hof oordeelde:

“a. dat tussen pp. onbetwist vast staat dat op het bedrijf van Erkamps de koffiepauze liep van 12 uur tot 12.30 uur en dat deze pauze daarom zo kort was gesteld omdat Erkamps’ personeel daardoor de gelegenheid kreeg de diensttijd des namiddags iets vroeger dan normaal te beëindigen;
b.  dat op 5 okt. 1965 Spanjers in die koffiepauze vanaf de woning van de familie Bik te Woensel, bij wie hij had gewerkt, in Erkamps’ bestelauto naar zijn huis aan de Welschapsedijk te Eindhoven is gereden, om daar — zoals vermeld — wat proviand te gaan halen;
c. dat echter onder de gestelde omstandigheden genoemde rit als een zuivere prive-aangelegenheid van Spanjers dient te worden beschouwd en geen enkel verband tussen deze rit en de aan Spanjers opgedragen taak aanwijsbaar is;
d. dat integendeel bij die taakopdracht en met name bij de daarmede verband houdende werkindeling, waarbij voor de koffiepauze slechts een zeer korte tijd was uitgetrokken, onmiskenbaar is uitgegaan van de veronderstelling dat Erkamps’ personeel de in het middaguur te consumeren boterhammen en koffie ’s morgens naar het werk zou meenemen;
e. dat  het maken van een provianderingsrit als op 5 okt. 1965 door Spanjers ondernomen dan ook niet te rijmen valt met de werkindeling op Erkamps’ bedrijf, zodat de hierboven aan de orde gestelde vraag ontkennend moet worden beantwoord;
f.  dat voor deze vraag onverschillig is of Erkamps het maken van prive-ritten met zijn bedrijfsauto’s al dan niet had verboden en of het maken van zulke ritten in Erkamps’ bedrijf al dan niet gebruikelijk was, daar, zelfs als zulk een verbod zou zijn uitgebleven of zulk een gebruik zou hebben bestaan, dit aan de litigieuze rit het zuiver prive-karakter niet zou hebben ontnomen;
g.  dat in de van Spanjers afkomstige dingtalen nog wordt gesteld dat deze op het moment van de aanrijding niet op weg was naar de woning van de familie Bik maar naar het adres van een andere client, daar hij zijn taak bij de familie Bik ’s morgens had voltooid;
h.  dat het Hof, in het midden latend of evengemelde bijzondere omstandigheid te dezen juridische betekenis heeft, de aldus door Spanjers geponeerde stelling passeert, daar zij door Erkamps wordt betwist en door de Bank niet met genoegzame bepaaldheid bijzonderlijk te bewijzen aangeboden;”

Hoge Raad

Het cassatiecollege oordeelde::

“{…} dat het Hof bij zijn onderzoek naar de vraag of Spanjers de litigieuze schade had veroorzaakt in de werkzaamheden waartoe hij door zijn werkgever Erkamps werd gebruikt — na te hebben vooropgesteld dat de autorit gedurende welke de aanrijding heeft plaatsgevonden niet tot Spanjers’ taakvervulling gerekend kon worden — als criterium heeft gesteld of deze autorit met die taakvervulling verband hield; dat het Hof deze vraag ontkennend heeft beantwoord op grond van feitelijke omstandigheden betreffende de gang van zaken in Erkamps’ bedrijf, waarmede het maken van deze autorit niet te rijmen zou zijn; dat hieruit naar ’s Hofs oordeel volgt dat geen enkel verband tussen deze rit en de aan Spanjers opgedragen taak aanwijsbaar is;
dat het Hof dusdoende geen onjuist criterium heeft aangelegd en het antwoord op de vraag of aan de hand van dat criterium moest worden geoordeeld dat Spanjers de schade had veroorzaakt in de werkzaamheden waartoe Erkamps hem gebruikte zozeer afhangt van de waardering van de feitelijke omstandigheden, dat voor toetsing in cassatie geen plaats is;
dat het feit op zichzelf dat aan Spanjers door Erkamps voor de vervulling van zijn taak een bedrijfsauto ter beschikking was gesteld niet noodzakelijk medebrengt, dat handelingen van de werknemer met betrekking tot die auto, ook als zij buiten die taakvervulling vallen, moeten worden beschouwd als verband houdende met zijn dienstverrichting in dien zin dat zij aanleiding geven tot aansprakelijkheid van de werkgever op grond van art. 1403 lid 3 BW, zulks ook niet wanneer die handelingen zijn verricht in de voorgeschreven schafttijd tussen twee werktijden;
dat derhalve ook dit middel niet tot cassatie kan leiden;”

Wie is de NJ-annotator? Onjuiste vermelding door Kluwer

In de digitale NJ wordt  bovenaan en boven de noot vermeld resp. geïmpliceerd dat de noot van “H.E. Bröring”  is.
Dit is onmiskenbaar een misser. H.(Herman) E. Bröring heeft die noot niet geschreven.  Herman, diep geworteld in het bestuursrecht en Groningen, was in 1973 überhaupt nog niet begonnen met zijn rechtenstudie.

Procederen in cassatie?
Voor aantoonbaar ingenieuze, verrassende en meeslepende argumentatie:

van Swaaij Cassatie & ConsultancyHerman ken ik nog uit mijn tijd als student-assistent bij de vakgroep Bestuursrecht & Bestuurskunde van de RU Groningen. Hij was er toen universitair docent en verrichtte promotieonderzoek.  Tegenwoordig is hij er hoogleraar integrale rechtsbeoefening. Herman Bröring heeft die noot niet geschreven. Onder die noot staat – ook in de digitale NJ –  “H.B.”  vermeld. H.B. is niet H.E. Bröring, maar L.J. Hijmans van den Bergh.