Op dezelfde NRC-pagina echter stond ook een stuk van Gijs van Donselaar met als opschrift: “Plagiaat is het niet – kwaad is geschied”.
Wèl plagiaat
Nu is Van Donselaar verbonden aan de UvA, van wie (dus) het College van Bestuur de hand boven het hoofd van Rijpkema houdt. Reeds retorisch staat hij derhalve op grote achterstand. Of is dit ad hominem-argument flauw? Niet in het licht van de onjuistheid van Van Donselaars ‘geen plagiaat’-stelling.
Onjuistheid: allereerst staat de reden waarom op mijn eerdere weblogbericht (en ik verwijs ook graag naar het zo-even vermelde stuk van Martin Rosema).
Bovendien het volgende.
Bovendien geraffineerd?
Rijpkema schrijft in de Verantwoording van de betreffende twee eerste drukken van ‘zijn’ boek (dus: waarmee het plagiaat gepleegd is) :
“Inleiding bouwt voort op het werk van velen. In de eerste plaats bouwt het voort op het boek Recht, een introductie van P.W. Brouwer {….} [volgen meerdere namen, SvS] en J.J.C.M. Wirken. Daar is gebruik gemaakt van de boeken {…}. Hoofdstuk 9 is overgenomen uit J.M. de Meij e.a., uitingsvrijheid {…}”.
Hiermee wekt Rijpkema – is het niet geraffineerd? – de suggestie dat uitsluitend het negende hoofdstuk van ‘zijn’ boek overgenomen zou zijn uit een ander boek en dat de andere hoofdstukken van ‘zijn’ boek niet overgenomen zouden zijn (hoofdstukken waarin voortgebouwd zou worden op).
Maar er is meer.
Petitum
Hoogmoed komt voor de val. Rijpkema moet al dan niet vrijwillig weg.
Reacties
Joop Remmé
Geachte heer Van Swaaij, uw stuk is mij uit het hart gegrepen. In reactie op het artikel van Van Donselaar had ik al de onderstaande tekst naar de opinie redactie van NRC gestuurd. Om op zich geldige redenen, neem ik aan, kon het niet geplaatst worden.
Of hoogleraar Rijpkema weg moet of niet, dat weet ik niet. Maar ik denk wel dat het heel belangrijk is dat plagiaat ook echt plagiaat genoemd wordt. Ik merk bij mijn eigen studenten dat het beestje bij de naam noemen al een positieve uitwerking heeft.
Mijn naar de NRC gestuurde tekst is de volgende: “Het opinie-stuk van Gijs van Donselaar over het vermeende plagiaat van dhr. Rijpkema, hoogleraar na de Universiteit van Amsterdam,
heb ik met stijgende verbazing gelezen. Hij wuift het gedrag van de heer Rijpkema weg en beklaagt zich vervolgens over de hem aangedane
reputatie-schade. Welnu, die reputatie-schade lijkt mij geheel het gevolg van de handelwijze van de hoogleraar zelf, die beter had moeten weten.
Wanneer hij pas in een latere druk een zinsnede opneemt als “bouwt voort op het werk van”, terwijl de werkelijkheid is “is van de hand van””,
en die zinsnede dan ook nog pas komt na klachten van benadeelde auteurs, dan lijkt het mij dat er geen sprake is van een onzorgvuldige
vermelding, maar van ordinair plagiaat.
Had de heer Van Donselaar zijn stuk geschreven niet als “vriend van”, maar als ethicus, dan had hij zich kunnen bedenken dat door het
goedpraten van het plagiaat van professor Rijpkema het voor alle docenten in het land moeilijker wordt om hetzelfde gedrag bij hun studenten aan te pakken; een strijd die wij elke dag moeten voeren.”
met vriendelijke groeten,
Joop Remmé
Sjef van Swaaij
Dank voor uw input. Weet dat velen het evenzeer als plagiaat zien. Kan ook niet, laat staan goed, anders. Intussen kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat slechts (relatief) weinigen dat via sociale media te kennen durven te geven.