Noviomagus. Gisterenochtend was mr. Fred Hammerstein, lid van het team van Van Swaaij Cassatie & Consultancy, bij ons op kantoor. Dit teneinde mij een exemplaar ter hand te stellen van het Liber Amicorum Fred Hammerstein Recht en rechtspraak vanaf 2040. Wij hebben er een feestelijke bijeenkomst van gemaakt, met bloemen en taartjes. Ik heb Fred leren kennen als een aimabel en scherp persoon met wie het geweldig is om samen te werken.
En het is een waarlijk prachtige feestbundel. Een voor eerder deze maand georganiseerde bijeenkomst waarbij de bundel aan Fred uitgereikt zou worden, kon door de huidige coronagolf geen doorgang vinden. Daarom heeft de redactie, bestaande uit prof. mr. J.B.M. (Jan) Vranken en prof. dr. R. (Rob) van Gestel, afgelopen maandag bij Fred Hammerstein thuis tijdens een lunch de feestbundel aan Fred uitgereikt. Het kan niet verbazen dat nogal wat prominente juristen, onder wie W.D.H. (Daan) Asser, F.B. (Floris) Bakels, G. (Dineke) de Groot, R.H. (Ruth) de Bock, S.C.J.J. (Bas) Kortmann, J.E.M. (Jaap) Polak, en J.B.M. Vranken, een bijdrage aan deze feestbundel geleverd hebben
Het voorwoord van Jan Vranken
Jan Vranken was zo aardig, en ik zeg Jan hierbij nogmaals graag dank, om mij toestemming te geven om de integrale – voor zich sprekende – tekst van zijn voorwoord in het Liber Amicorum op deze blog te publiceren en me die tekst te doen toekomen:
„Rechter, auteur, docent, wetgevingsadviseur, bestuurder, voorzitter, …
Op 3 mei 2021 is Fred Hammerstein 75 jaar geworden. Tien jaar geleden heeft hij afscheid genomen van de Hoge Raad, waarin hij twee perioden, van 1998 tot 2004 en van 2006 tot 2011, als raadsheer werkzaam is geweest, eerst een aantal jaren fiscaal, daarna civiel. De twee tussenliggende jaren was hij president van het gerechtshof Arnhem. Hij is een geboren rechter. Al voordat hij promoveerde in 1977 was hij rechter-plaatvervanger, daarna rechter (1979), raadsheer (1985), vicepresident 1991 en coördinerend vicepresident (1994), telkens in Arnhem. Maar hij is behalve rechter zo ongewoon veel meer. Zijn leven lang heeft hij een zee aan nevenwerkzaamheden verricht op allerlei terreinen van het recht en ook ver daarbuiten.
Fred was actief als commissielid en docent voor rechters bij de voorbereiding van de rechterlijke macht op het nieuwe BW in 1992. Later is hij voorzitter geweest van het instituut voor de permanente educatie van rechters, de Stichting Studiecentrum Rechtspleging. Ook was hij al in de jaren tachtig en negentig medewerker, redacteur of auteur van juridische periodieken als het NJB, Trema, Tijdschrift voor de Civiele Rechtspleging, het Vademecum Burgerlijk Procesrecht, het losbladige commentaar op Burgerlijke Rechtsvordering, en later ook van Tekst & Commentaar Burgerlijk Rechtsvordering. Hij heeft tientallen lezingen en cursussen verzorgd over het nieuwe BW en over civiel procesrecht. In de serie Monografieën nieuw BW schreef hij samen met een van ons het boek Beëindigen en wijzigen van overeenkomsten. Een horizontale vergelijking (1998, 2e druk 2003). In zijn eerste periode als lid van de Hoge Raad was hij secretaris-penningmeester van de Nederlandse Juristenvereniging, een functie die merkwaardigerwijs alleen vervuld mag (mocht?) worden door een lid van de Hoge Raad of zijn parket. Zijn “range” als jurist is altijd heel breed geweest: lid van het ambtenarengerecht van 1984-1990, griffier (1991) en later (vice)voorzitter van het Scheidsgerecht voor het Ziekenhuiswezen (vanaf 2000 Scheidsgerecht gezondheidszorg), rechter-plaatsvervanger Benelux Gerechtshof (2001-2004), lid van enkele commissies die de wetgever gevraagd en ongevraagd van advies dienen, zoals de Staatscommissie voor Internationaal Privaatrecht en de Staatscommissie vennootschapsrecht. Van de laatste was hij tot 2016 voorzitter. Als regeringscommissaris heeft hij van 2013 tot 2016 op de bres gestaan voor de digitalisering van het burgerlijk procesrecht, beter bekend als het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI).
Uit deze laatste functies blijkt al dat Fred ook na zijn ontslag als lid van de Hoge Raad in 2011 onverdroten is doorgegaan op de manier zoals hij dat altijd gedaan had. Zijn dagen zijn tot zijn plezier nog steeds meer dan gevuld, met zeer uiteenlopende bezigheden. Zo was hij tot 2016 raadsheer in buitengewone dienst bij de Hoge Raad, in zijn geval als A-G. Hij heeft enkele tientallen conclusies geschreven en, net als andere raadsheren die hem in deze “carrière switch” zijn voorgegaan, vond hij het enig om te doen. Tot 2016 was hij ook staatsraad in buitengewone dienst bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dat was bepaald geen erefunctie; hij heeft veel zittingen gedaan, ook over bijvoorbeeld de terugvordering van kindertoeslagen waarover hij (intern) kenbaar, maar vergeefs een afwijkend standpunt huldigde binnen de Afdeling.
Daarnaast is het alleen aan zijn onvermoeibare vasthoudendheid en die van zijn medecommissieleden Strikwerda en De Hullu te danken geweest dat op 1 juli 2012 de Wet Versterking Cassatierechtspraak in werking getreden. “Zaken die ertoe doen” is de gevleugelde, met veel kritiek ontvangen uitdrukking voor wat de commissie Hammerstein zag als de kerntaak van de Hoge Raad. Zij hebben de critici in meerderheid weten te overtuigen. Zo is de aanvankelijke scepsis over een Nederlandse prejudiciële procedure al spoedig verdwenen. De procedure heeft haar nut bewezen. Daarna is hij voorzitter geworden van het Bureau Financieel Toelicht voor notarissen (2012-2018). In 2016 is daar het voorzitterschap van de Restitutiecommissie bijgekomen, tot 2021. Ook was hij betrokken bij het aardbevingsschadedossier Groningen, onder meer als voorzitter van een Adviescommissie waardedaling woningen aardbevingsgebied Groningen (2018-2019). Steeds vaker krijgt Fred de voorzittershamer toebedeeld, op uiteenlopende terreinen: van een commissie tot bevordering van rechtswetenschappelijk empirisch onderzoek (2017-2019), van de raad van toezicht van een claimstichting voor massaschade, tot de Stichting Legal Valley (2016-2020). Achtergrond van de Stichting Legal Valley is dat de regio Gelderland door de aanwezigheid van een rechtbank, een hof, de pacht-en grondkamer en 400 advocatenkantoren met 1200 advocaten, en de juridische opleidingen aan de Radboud Universiteit en de Hogeschool Arnhem, een grote speler is in het landelijk juridisch landschap. Legal Valley beoogt deze sterke juridische regionale kracht een gezicht te geven en alle betrokken partijen te binden. Jaarlijks is er onder meer een congres over Maatschappij & Recht.
Fred heeft zijn hele werkzame leven gepubliceerd, lezingen gegeven en cursussen verzorgd. Wij hebben geprobeerd een lijst van zijn publicaties op te stellen, maar dat is niet gelukt. Fred heeft – niet onverwacht – niet precies geboekstaafd wat hij naast zijn werk als rechter allemaal gedaan heeft. CV-building om aan de buitenwereld te laten zien wat je allemaal doet is aan hem niet besteed. Maar zijn publicaties volstonden niettemin om hem vanwege zijn wetenschappelijke verdiensten te benoemen tot hoogleraar geschilbeslechting op de CPO-wisselleerstoel aan de RU Nijmegen (2012-2015), waar hij zijn oratie hield over het fenomeen wraking, hetgeen opnieuw zijn gevoel voor de tijdgeest typeert, aangezien dat onderwerp de afgelopen jaren steeds meer in de belangstelling is komen te staan. Enkele kernpublicaties van zijn hand zijn in de Asser-serie Procesrecht het boek over Hoger Beroep, waarvan hij als medeauteur twee herdrukken heeft geschreven (2012 en 2018) en Ras/Hammerstein, De grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep in burgerlijke zaken, dat hij eveneens twee keer bewerkt heeft (2011 en 2017). Samen met anderen heeft hij een opzienbarend rapport uitgebracht aan de minister van Justitie en Veiligheid over Modernisering burgerlijk bewijsrecht (2017). Het rapport is inmiddels door de regering overgenomen in een wetsvoorstel dat bij de Tweede Kamer ligt, maar dat het waarschijnlijk niet gaat halen: te vooruitstrevend.
Fred schreef tot in 2021 op de website van het CPO ook een veel gelezen, meestal kritisch blog over rechtspraak, was een tijdlang schrijfjurist bij het hof Arnhem-Leeuwarden, deed tal van arbitrages, schreef legal opinions, publiceerde noten in onder meer het JBp enzovoort enzoverder. Nog steeds “leest en denkt hij mee” met cassatieadvocaten uit “de provincie” en is hij een vraagbaak voor mensen die een juridisch probleem hebben waar ze zelf niet uitkomen. Op Fred kon en kun je bijna altijd een beroep doen. Hij is doorgaans gelijk enthousiast over iedere juridische puzzel die aan hem wordt voorgelegd, werkt razend snel en zegt zelden nee. Dit laatste verklaart waarschijnlijk deels ook waarom hij tot twee keer toe lid is geweest van visitatiecommissies die de stand van het rechtswetenschappelijke onderzoek aan Nederlandse universiteiten in kaart moesten brengen, een notoir ondankbare en tijdverslindende bezigheid. Hij deed het naast zijn normale, strak in tijdschema’s geordende werk als lid van de Hoge Raad.
De bundel: onderwerp en opzet
Alle reden om Fred voor deze unieke bijdrage aan het recht in theorie en praktijk te huldigen met een vriendenbundel. Het thema ligt voor de hand: de rechtspraak. Het thema kan uitwaaieren van – in trefwoorden – organisatie van rechtspraak; taak van de rechtspraak, onder meer van de Hoge Raad, op nationaal, Europees, en “global” niveau; rechterlijke uitspraken en hun inhoudelijke verantwoording, ook met empirisch-juridische gegevens; digitalisering en artificial intelligence; civiel procesrecht in verhouding tot bestuursprocesrecht; telkens met aandacht voor het spanningsveld met wat de samenleving nodig heeft of verlangt.
Wij menen Fred het beste te eren met een aanpak die gericht is op vernieuwing. Hij is er de man niet naar om terug te kijken. Hij wil vooruit, stappen zetten, nog niet bekend terrein betreden, een beetje avonturieren, zich vooral niet verliezen in details. Geduld is hem niet aangeboren. Ook is hij bepaald niet volgzaam en dat levert hem soms forse kritiek op. Hij is wars van decorum en eerbetoon (een van de redenen waarom deze bundel in het diepste geheim is voorbereid), is niet bang voor afbraakrisico’s. Hij is snel, bepaalt zijn positie en dwingt daarmee anderen hetzelfde te doen (Daan Asser). Als het nodig is, schuwt hij de confrontatie niet.
In lijn met waar Fred voor staat, hebben wij voor deze bundel gevraagd naar bijdragen die bakens verzetten en weerstand (kunnen) oproepen. De vernieuwing zal zo veel mogelijk al in de opzet van de bijdragen zichtbaar gemaakt worden. De gebruikelijke opzet van: beschrijven/analyseren van de huidige stand van zaken, kritiek daarop en dan een voorstel tot verbetering, wordt omgedraaid. Wij hebben de auteurs gevraagd zich te richten op de toekomst door over hun onderwerp te schrijven alsof het, zeg, 2040 of 2050 is, waarin het dan geldende recht heel anders is dan thans, meer in overeenstemming met wat de auteur nu wenselijk acht.
Vandaar de titel van deze bundel: “Echo’s van toekomstig recht”. Deze titel drukt zowel ambitie als bescheidenheid uit, aangezien hij enerzijds symbool staat voor een behoefte om het recht in een bepaalde richting te sturen, maar tegelijkertijd blijk geeft van het besef dat de toekomst niet volgens een keurig lineair patroon verloopt waarin het nieuwe recht sterk lijkt op het huidige, maar enkel nog wat mooier is geworden door de voorstellen tot verbetering die zijn gedaan.
In deze bundel wordt het nieuwe recht voorop gesteld (I), gevolgd door een korte schets (II) van hoe en waarom het zo gekomen is, met name welke problemen men heeft willen oplossen, en daarna (III) het uitleggen, doordenken en nader invullen van het nieuwe recht, bijvoorbeeld door middel van een vergelijking met het “oude” recht of door in te gaan op consequenties, voor-en nadelen en afbakeningsproblemen. Niet iedereen heeft zich precies aan deze opzet gehouden of kunnen houden, maar dat geeft niet zo lang ook bij hen de toekomst voorop stond. Wij hopen en verwachten dat de Hammerstein bundel synoniem mag worden voor gedachten en ideeën over vernieuwing van de rechtspraak waarop in de toekomst kan worden teruggegrepen of, ambitieuzer, die de toekomst mede vormen.”