HR 17 juni 2011, NJ 2013, 376 (Gebr. De Jong/Het Baarnsch Lyceum) is dit weekend gepubliceerd in de NJ en geannoteerd door Toon van Mierlo. De tekst van het arrest (rechtspraak.nl) staat HIER.
Kern van het arrest
De Hoge Raad oordeelt (onderstreping toegevoegd):
“3.4.3 Het bepaalde in art. 1.9 strekt ertoe dat vóór de afloop van de desbetreffende termijn komt vast te staan of het gevraagde uitstel al dan niet wordt verleend; klaarblijkelijk opdat – in het laatste geval – de verzoeker de gelegenheid heeft de proceshandeling waarvoor uitstel was gevraagd zo mogelijk alsnog tijdig te verrichten. Dit komt ook tot uitdrukking in de op het reglement betrekking hebbende Richtlijnen voor de toepassing voor zover deze onder 1.9.2 inhouden dat op een tijdig ingediend verzoek zo mogelijk uiterlijk op de vrijdag voor de roldatum wordt beslist en dat de indiener zo mogelijk op die dag (per telefoon of fax) bericht krijgt.
3.4.4 Gelet op deze strekking brengt een redelijke toepassing van art. 1.9 mee dat de beslissing op een tijdig ingediend verzoek om uitstel voor het verrichten van een proceshandeling als de onderhavige, dat – behoudens het zich hier niet voordoende geval van bijzondere omstandigheden – slechts op grond van klemmende redenen toewijsbaar is, in alle gevallen, en dus ongeacht of het juiste H-formulier is gebruikt en of daarin klemmende redenen zijn vermeld, gegeven wordt op een zodanig tijdstip dat in geval van weigering – waaronder mede te verstaan is: buiten behandeling laten (zie 1.8.1 van genoemde Richtlijnen) – de verzoeker nog de in 3.4.3 bedoelde gelegenheid heeft.”
Zoals Toon van Mierlo schrijft in zijn noot (§ 2), gaat het in dit arrest weliswaar om de uit 2008 daterende versie van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr), maar is het Lpr te dezen gelijk van inhoud. Een link naar het thans vigerende Lpr staat HIER.