HR 4 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2461
Eerst rov. 4.1 van ’s Hogen Raads arrest (lay-out iets anders dan in het origineel):
„Het middel is gericht tegen de hiervoor in 3.3.1 onder (vi) en (viii) vermelde rolbeslissingen van 19 juni 2012 en 9 oktober 2012, alsmede tegen rov. 3 van het arrest, waarin het hof als volgt heeft geoordeeld:
“Het hof stelt voorop dat een rolbeslissing als het verlenen van een akte niet-dienen niet is aan te merken als een beslissing waarbij over een materieel geschilpunt definitief wordt beslist zodanig dat de rechter daarvan slechts onder bijzondere omstandigheden kan terugkomen. Het betreft een ordemaatregel in het belang van een juiste en doelmatige procesgang. Aan deze beslissing alsmede aan de beslissing een partij toe te staan een memorie van grieven te nemen, ligt een afweging van belangen van de partijen ten grondslag. Tegenover het belang van [eiseres] bij een spoedig eindoordeel komt aan het belang van [verweerster] , die zich had voorzien van een andere juridische raadsman met mogelijk een andere visie op de procesvoering, te vertalen in de grieven, bij het (alsnog) kunnen dienen van die grieven meer gewicht toe. Feiten of omstandigheden die dit anders kunnen doen zijn, zijn gesteld noch gebleken. Het vorenstaande brengt mee dat er geen grond bestaat voorafgaande aan een inhoudelijke beoordeling van de grieven een tussenarrest te wijzen waardoor – volgens [eiseres] – cassatie tegen de rolbeslissingen van 19 juni 2012 en 15 oktober 2012 open zou staan.” [einde rov. 4.1, SvS]“.
Na in rov. 4.2.1 van zijn (dus: gisteren gewezen) arrest vermeld te hebben dat onderdeel 3 van het middel klaagt dat het hof een onjuiste maatstaf gehanteerd heeft bij zijn beslissing dat kon worden teruggekomen van de beslissing om akte niet-dienen te verlenen, dan wel dat die beslissing onvoldoende is gemotiveerd, oordeelt de Hoge Raad in rov. 4.2.2 van dit arrest:
„Volgens vaste rechtspraak is de beslissing tot het verlenen van akte niet-dienen een tussenvonnis of tussenarrest waarbij een bindende eindbeslissing is gegeven. De rechter mag van een dergelijke beslissing in dezelfde instantie in beginsel niet terugkomen. Gelet op het ingrijpende gevolg van het niet-dienen van grieven in hoger beroep, zal (de rolraadsheer van) het hof evenwel op verzoek van de appellant moeten nagaan of de eisen van een goede procesorde meebrengen dat van die eindbeslissing moet worden teruggekomen. Dat is bijvoorbeeld het geval indien die beslissing blijkt te berusten op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag, en voorts ingeval het op grond van een afweging van de aard van de fout die tot het niet nemen van het betrokken gedingstuk leidde en van alle betrokken belangen en omstandigheden, onaanvaardbaar zou zijn om aan de gegeven beslissing vast te houden en geen gelegenheid te geven tot herstel van de fout. In zijn beslissing waarbij wordt teruggekomen van het verlenen van akte niet-dienen dient (de rolraadsheer van) het hof nauwkeurig aan te geven op grond van welke bijzondere omstandigheden het onaanvaardbaar is om vast te houden aan de gebondenheid aan de eerdere eindbeslissing. (Vgl. onder meer HR 1 mei 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2640, NJ 1999/563, en HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2800, NJ 2008/553).”
N.B. Merk op dat tussen de kromme haakjes niet staat „Zie”, maar “Vgl.” en dat daar ongetwijfeld goed over nagedacht is.
Aansluitend oordeelt het cassatiecollege in rov. 4.2.3:
„Gelet op het voorgaande heeft (de rolraadsheer van) het hof, blijkens de hiervoor in 3.3.1 onder (viii) en 4.1 weergegeven motivering van zijn beslissing om terug te komen van de beslissing om akte niet-dienen te verlenen, daarbij een onjuiste maatstaf gehanteerd.
Voor zover het hof in rov. 3 heeft geoordeeld dat een rolbeslissing waarin akte niet-dienen is verleend, geen bindende eindbeslissing is, geeft zijn oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Voor zover het oordeel van het hof inhoudt dat van een zodanige beslissing kan worden teruggekomen indien een afweging van belangen van de partijen daartoe noopt, getuigt dit evenzeer van een onjuiste rechtsopvatting, aangezien het hof dan de in vaste rechtspraak neergelegde maatstaven voor het terugkomen van een bindende eindbeslissing heeft miskend.”
Het Burgerlijk (appèl)procesrecht heeft zich weer verder ontwikkeld. Een link naar ’s Hogen Raads arrest staat HIER.
Reacties
Frans van Velsen
In deze blog staan twee taalfouten die ik heel vaak tegenkom, maar die ik van Sjef als taalpurist zeker niet had verwacht.
De eerste is ‘grieven tegen’ voor het formuleren van grieven. Grieven (werkwoord) is: iemand verdriet aandoen; krenken. Grief (znw.) is (3e betekenis) bezwaar dat men tegen iemand of iets heeft met als voorbeeld de bezwaren die in hoger beroep worden aangevoerd tegen een uitspraak in eerste instantie. De taalfout leidt tot de potsierlijke zin, die ik regelmatig in een MvA tegenkom: ‘Daartegen is niet gegriefd’.
De tweede is het verlenen van EEN akte niet-dienen. Het gaat hierbij niet om een akte in de zin van een schriftelijk stuk, maar om het verlenen van akte. Zoals (mijn oude) Van Dale het omschrijft: (recht.) akte van iets vragen, optekening in de processtukken (de toestemming heet: akte verlenen). Er wordt dus akte verleend van niet-dienen. De HR doet het in het besproken arrest overal goed behoudens in rov. 4.1 (‘het verlenen van een akte niet-dienen’). Ik zou de handeling nog liever noemen: ‘akteverlening van niet-dienen’ dan blijft het scherp.