De schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft, zo bepaalt art. 6:95 BW.
In het Vooraf van de editie van het Nederlands Juristenblad van komend weekend houdt Ton Hartlief een warm en vooral krachtig pleidooi voor hoger smartengeld resp. vergoeding van immateriële schade die zich kwalificeert als letselschade.
Hartlief heeft groot gelijk. De (calvinistische) argumenten voor toewijzing van slechts betrekkelijk lage smartengelden hebben mij nimmer overtuigd.
Zoals de Maastrichtse tophoogleraar schrijft, is het smartengeld in de landen om ons heen sterk gestegen en soms zelfs verdubbeld, maar wordt bij ons nog niet eens de geldontwaarding goedgemaakt: anno 2014 is € 136.000 nog altijd het smartengeldplafond. Dit bedrag staat, zoals Hartlief schrijft, voor die f 300.000 die in 1992 werd toegewezen aan iemand die door een geïnfecteerde naald in het ziekenhuis besmet werd met HIV (dus: toen nog een dodelijke ziekte).
Er is intussen een lichtpunt. In voornoemd Vooraf noemt Hartlief enkele hoopgevende arresten van gerechtshoven. Een link naar dit Vooraf lees je HIER.