Noviomagus. Nadat ik afgelopen maandagavond rond 19.00 uur de deur van mijn kantoor achter me dicht deed, fietste ik naar de Albert Heijn aan de Daalseweg. Binnen zag ik bij de rode wijnen op een bordje op een schap dat de – door Hamersma terecht aangeprezen – Norton Malbec in de ‘bonus’-aanbieding was. Ik legde twee flessen Norton Malbec in het mandje. Nadat ik afgerekend had bij de zelfscankassa, bleek op de bon dat de bonuskorting op deze flessen niet ‘meegenomen’ was.
De medewerkster bij de servicebalie, tot wie ik mij gewend had, deelde mij mede dat de Norton Malbec „vorige week” en nu niet meer in de aanbieding was. Ogenblikkelijk daarna liet zij een collega checken of voornoemd bordje, zoals ik haar verteld had, er inderdaad nog stond.
Nadat die collega bevestigde dat het bordje nog aanwezig was, kreeg ik het met de korting gemoeide bedrag (€ 4) contant uitbetaald. Ik hoefde dat überhaupt niet te beargumenteren.
Wellicht studeerde die medewerkster bij de servicebalie hier ter stede rechten. Mogelijk is ook dat Albert Heijn haar medewerkers bij de servicebalies geïnstrueerd heeft om als het verhaal van de klant redelijk overkomt niet moeilijk te doen en de klant zijn zin te geven.
Plausibel is echter ook dat de in art. 3:35 BW neergelegde regel, althans tegenwoordig, gewoon voor zich spreekt:
„Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.”
Of ben ik teveel met mijn mooie vak bezig?