Noviomagus. Een eiser moet in de dagvaarding vermelden tegen welke roldatum hij de gedaagde dagvaardt (art. 111 lid 2, aanhef en letter f, Rv). Volgens art. 114 Rv is de gewone termijn van dagvaarding ten minste een week. De wet stelt geen maximumtermijn. Zo komt het wel voor dat wordt gedagvaard tegen een termijn van zes maanden. Een reden om de wederpartij te dagvaarden tegen een langere termijn dan die van een week kan bijvoorbeeld zijn dat men wil proberen om een schikking te treffen over het geschil dat in de dagvaarding aan de rechter wordt voorgelegd.

De gedaagde partij kan ervoor kiezen om de roldatum te vervroegen. Dit moet hij doen door aan de eiser bij exploot een vroegere roldatum te doen aanzeggen (art. 126 lid 1 Rv). Zo’n exploot wordt een anticipatie-exploot genoemd. Deze aanzegging moet ten minste een week voor de aangezegde vroegere roldatum worden gedaan (art. 126 lid 2 Rv).

Dit alles geldt ook in hoger beroep (art. 353 lid 1 Rv). In cassatie kan daarentegen geen anticipatie-exploot worden uitgebracht.

Sinds 1 maart 2017 wordt in vorderingszaken in cassatie digitaal geprocedeerd. Cassatieberoep wordt niet meer ingesteld door het laten uitbrengen van een cassatiedagvaarding, maar door het langs elektronische weg indienen van een procesinleiding bij de Hoge Raad (art. 397 lid 1 Rv). Dit indienen gebeurt door het uploaden van de procesinleiding in het webportaal van de Hoge Raad. In deze procesinleiding vermeldt de eiser tot cassatie de dag waarop de verweerder (de term ‘gedaagde’ wordt in cassatie niet gebruikt) ten laatste kan verschijnen. Deze dag moet ten minste vier weken en uiterlijk zes maanden liggen na de dag van indiening van de procesinleiding (art. 407 lid 2, aanhef en letter c, Rv). De procesinleiding wordt, als bijlage bij het oproepingsbericht van de Hoge Raad, door de deurwaarder aan de verweerder in cassatie betekend (art. 407b lid 1 Rv).

Indien de verweerder wil dat het partijdebat al begint vóór de in de procesinleiding vermelde uiterste verschijndatum kan hij gewoon eerder in het geding verschijnen. De verweerder hoeft geen anticipatie-exploot te laten betekenen aan de eiser tot cassatie. De advocaat van de eiser wordt van het verschijnen van de verweerder op de hoogte gesteld door een bericht in het webportaal van de Hoge Raad. Het versnellen van het verloop van de procedure door de gedaagde/verweerder verloopt aldus in cassatie een stuk informeler dan in eerste aanleg en hoger beroep.

In de memorie van toelichting bij de KEI-wetgeving staat het volgende over het vervallen van de mogelijkheid van anticipatie:

“Op grond van het huidige recht kan de eiser een gedaagde op bijvoorbeeld de termijn van een jaar dagvaarden. De gedaagde kan er belang bij hebben dat een zitting op een kortere termijn plaatsvindt. Het huidige artikel 126 biedt daarom de mogelijkheid om de roldatum te vervroegen (anticipatie). In de nieuwe procedure kan de verweerder zelf bepalen wanneer hij verschijnt, hij hoeft niet te wachten tot het eind van de termijn die de eiser hem daarvoor gegeven heeft. Na verschijning van verweerder, gaat de rechtbank door met de procedure en zal de mondelinge behandeling gepland worden. Het is dus niet meer nodig dat de zitting vervroegd kan worden. Artikel 126 vervalt daarom. Het huidige artikel 127 geeft een nadere regeling voor de inschrijving van het exploot van dagvaarding ter griffie, het inschrijven van de zaak op de rol door de gedaagde en de in artikel 126 bedoelde anticipatie. Deze situaties doen zich niet meer voor in de nieuwe procedure. Daarom vervalt artikel 127.”

(Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p. 94)

 In dit citaat wordt gesproken over het vervallen van art. 126 Rv, omdat het de bedoeling was dat ook in eerste aanleg en hoger beroep digitaal geprocedeerd zou gaan worden. Maar vooralsnog wordt, behoudens een aantal uitzonderingen, alleen in cassatie digitaal geprocedeerd. Daarom geldt art. 126 Rv nog steeds in eerste aanleg en hoger beroep.