“{…} een roldatum die gelegen is op een termijn van twee weken ná de roldatum waarop de lopende termijn verstrijkt.”
Hoe zit het nu eigenlijk precies? Waarom akte-niet dienen aanzeggen tegen een datum van twee weken “ná” de roldatum waarop de lopende termijn verstrijkt? Zo wordt in diezelfde, derde alinea (1e zin) van art. 2.13 LPcdG bepaald dat de partij die peremptoir aanzegt (“peremptoiraanzegging”), dit doet “uiterlijk twee weken vóór de roldatum waarop de lopende termijn verstrijkt”. Zo ook staat in die alinea (laatste zin) dat de aanzegging van partijpertemptoir en van akte niet-dienen in één en hetzelfde bericht aan de wederpartij gedaan kan worden. De vraag kan rijzen of dat woordje “ná” er niet abusievelijk staat: had er (gewoon) het woordje “vóór” moeten staan? Of is toch goed nagedacht over dat woordje “na”?
Het is de kracht van internet en de vrucht van telefonisch consulteren. Dat woordje “na” staat er inderdaad goed. Het is precies de bedoeling dat degene die partijperemptoir aangezegd krijgt, na de roldatum waarop de lopende termijn verstrijkt ten minste nog twee weken heeft om haar memorie te voltooien en ter rolle te nemen. Het klopt ook precies: een partij kan niet een reeds lopende termijn bekorten, maar wèl bewerkstelligen dat de wederpartij een kortere termijn krijgt dan zij zou krijgen als niet opgetreden zou worden.
Staat een zaak derhalve voor het nemen van een memorie op de rol van ‘dinsdag over twee weken’, dan kan een peremptoiraanzegging met aanzegging akte niet-dienen er niet ‘dus’ toe leiden dat men (opeens) over twee weken op straffe van het niet meer mogen nemen van dit processtuk deze memorie (per se) moet nemen.
Het schijnt mij toe dat een toelichting zijdens de opstellers van van het LPcdG niet overbodig geweest was.