Noviomagus. Op 25 oktober 2024 heeft de Hoge Raad een vonnis vernietigd van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba in een zaak waarin Sjef van Swaaij en ik de verzoekster tot cassatie bijstonden.
Onze cliënte heeft in 2017 een aanneemovereenkomst gesloten met Caribbean Project Developers B.V. (hierna: CPD). Deze overeenkomst betrof de bouw van een gebouw op Bonaire. Aanvankelijk waren onze cliënte en CPD 1 april 2018 als opleverdatum overeengekomen. Deze datum heeft CPD niet gehaald. Partijen hebben op 29 mei 2018 een tweede aanneemovereenkomst gesloten voor het uitvoeren van extra werkzaamheden. In deze tweede overeenkomst staan de volgende bepalingen:
„2. The construction will be executed without any interruption till the delivery of the work no later than August 14th 2018. Only by “act of God” a delay may be considered after deliberation and approval of both parties.
{…}
5. This agreement is based on the schedule received May 24th 2018, which stated August 14th 2018 as the last date to deliver the project, both the old and the new project. For every day that the contractor fails to deliver the project after August 14th, the contractor must pay a fine to the principal for the amount of US$ 250,00.”
Onze cliënte heeft op 23 november 2018 een e-mail gestuurd aan CPD, waarin zij schrijft dat verlies van inkomsten en boetes na 18 december 2018 voor rekening komen van CPD.
De gemachtigde van onze cliënte heeft CPD bij brief van 2 januari 2019 in gebreke gesteld ter zake van de nakoming van de beide overeenkomsten en CPD gesommeerd om de werkzaamheden afgerond te hebben op uiterlijk 25 januari 2019.
De gemachtigde van onze cliënte heeft bij brief aan CPD van 11 januari 2019 de overeenkomsten gedeeltelijk ontbonden.
Gerecht in eerste aanleg
Onze cliënte heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba verzocht om CPD te veroordelen tot betaling van contractuele boetes en schadevergoeding. Het Gerecht heeft dit verzoek afgewezen. Dit op de grond dat CPD niet in verzuim zou zijn. CPD was volgens het Gerecht niet in verzuim, omdat de e-mail van 23 november 2018 het fatale karakter ontnomen zou hebben aan de in de tweede overeenkomst opgenomen termijn van 14 augustus 2018.
Gemeenschappelijk Hof
Onze cliënte heeft hoger beroep ingesteld. Het Gemeenschappelijk Hof oordeelde eveneens dat CPD niet in verzuim zou zijn. Dit, samengevat, op de grond dat [1] de tweede overeenkomst zou „zwijgen” over een opleveringstermijn, [2] onze cliënte CPD pas bij brief van 2 januari 2019 in gebreke heeft gesteld, en [3] de in deze brief genoemde termijn van 25 januari 2019 zijn betekenis verloren zou hebben door de ontbindingsverklaring van 11 januari 2019. Aangezien CPD niet in verzuim zou zijn, zou onze cliënte volgens het Hof geen aanspraak hebben op betaling van contractuele boetes en schadevergoeding.
Hoge Raad
Ons cassatiemiddel klaagde onder meer erover dat ’s Hofs oordeel dat de tweede overeenkomst zou „zwijgen” over een opleveringstermijn, onbegrijpelijk en ontoereikend gemotiveerd is. Want uit de tekst van deze overeenkomst blijkt duidelijk dat er wèl een opleveringstermijn overeengekomen was, namelijk 14 augustus 2018. Onze cliënte had ook gesteld dat 14 augustus 2018 als opleveringstermijn was overeengekomen. Hiernaast bevat het cassatiemiddel de klacht dat het Hof heeft miskend dat een overeengekomen opleveringstermijn in beginsel een fatale termijn is (art. 6:83, aanhef en letter a, BW BES).
De Hoge Raad oordeelt in rov. 3.2 als volgt:
„Deze klachten slagen. Volgens art. 6:83, aanhef en onder a, van BW Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: BW BES) treedt verzuim zonder ingebrekestelling in wanneer een voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt zonder dat de verbintenis is nagekomen, tenzij blijkt dat de termijn een andere strekking heeft. [verzoekster] heeft in feitelijke instanties gesteld dat de tweede overeenkomst de opleveringstermijn van 14 augustus 2018 bevat voor het met beide overeenkomsten aangenomen werk, zijnde een in beginsel fatale termijn in de zin van art. 6:83, aanhef en onder a, BW BES. Gelet op de tekst van art. 2 en 5 van de tweede overeenkomst, waarin een uiterste opleverdatum van 14 augustus 2018 is opgenomen, en gelet op het beroep daarop door [verzoekster], kon het hof niet zonder nadere motivering oordelen dat CPD niet in verzuim is geraakt.”
De Hoge Raad vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof en verwijst de zaak terug naar dat Hof ter verdere behandeling en beslissing.