Maatstaf Ritzen c.s./Hoekstra alleen bij op tegenspraak gedane uitspraak?
„3.1 Het gaat in dit k.g. om een door Ritzen en Vandeberg gevraagd bevel om de executie door Hoekstra van een tussen pp. gewezen, voor voorlopige tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van de Ktr. Heerlen, voorzover strekkende tot ontruiming van het ten processe bedoelde pand, te staken totdat op het door Ritzen en Vandeberg tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep zal zijn beslist.
3.2 In een dergelijk executiegeschil met betrekking tot een ontruimingsvonnis kan de rechter slechts de staking van de tenuitvoerlegging van dat vonnis bevelen, indien hij van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geexecuteerde die door de ontruiming zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de ontruiming op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geexecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.”
Vervolgens komt het Hof, anders dan de Voorzieningenrechter, die toetsend aan deze maatstaf besliste dat de executie doorgang kon vinden, tot het oordeel dat het verzetvonnis niet (verder) geëxecuteerd mag worden.