Noviomagus. In Jurisprudentie Burgerlijk Procesrecht (JBPR) 2016/67 staat een noot van mijn hand onder een op 16 mei 2016 in een executiekortgeding gewezen arrest  van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Dit arrest betreft de executie van een verstekvonnis. Een link naar dit arrest staat HIER.

Maatstaf Ritzen c.s./Hoekstra alleen bij op tegenspraak gedane uitspraak?

foto-directorsroom-decemb-2016

Het rechterraam in mijn werkkamer in de Krayenhoffkazerne (foto SvS, iPhone 7)

HR 22 april 1983, NJ 1984/145 (Ritzen c.s./Hoekstra) is het standaardarrest:

„3.1  Het gaat in dit k.g. om een door Ritzen en Vandeberg gevraagd bevel om de executie door Hoekstra van een tussen pp. gewezen, voor voorlopige tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van de Ktr. Heerlen, voorzover strekkende tot ontruiming van het ten processe bedoelde pand, te staken totdat op het door Ritzen en Vandeberg tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep zal zijn beslist.

3.2 In een dergelijk executiegeschil met betrekking tot een ontruimingsvonnis kan de rechter slechts de staking van de tenuitvoerlegging van dat vonnis bevelen, indien hij van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geexecuteerde die door de ontruiming zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de ontruiming op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geexecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.”

In voornoemd arrest van het Bossche Hof (JBPR 2016/67) wordt in rov. 3.12 weliswaar eerst de maatstaf van het arrest Ritzen c.s./Hoekstra vermeld, maar deze rov. 3.12 eindigt met het oordeel: „De Hoge Raad heeft hierbij het oog gehad op een op tegenspraak gewezen vonnis.”
Vervolgens komt het Hof, anders dan de Voorzieningenrechter, die toetsend aan deze maatstaf besliste dat de executie doorgang kon vinden, tot het oordeel dat het verzetvonnis niet (verder) geëxecuteerd mag worden.
In mijn voornoemde noot ga ik onder meer in op de vraag of de Hoge Raad bij Ritzen c.s./Hoekstra inderdaad het oog had op een bij tegenspraak gewezen vonnis en of het Hof een gelukkig arrest gewezen heeft. Lezen!