Noviomagus. Op zijn eerste civiele roldag van dit nieuwe jaar heeft de Hoge Raad een arrest vernietigd in een door mij voor een failliet ingesteld cassatieberoep. De verweerder in deze cassatiezaak is de faillissementscurator.
In casu heeft deze curator met schriftelijke toestemming van de failliet levensverzekeringen van laatstgenoemde overgedragen aan een derde. (Deze schriftelijke toestemming is nodig, omdat art. 22a lid 2, tweede volzin, Fw bepaalt dat de curator slechts met schriftelijke toestemming van de verzekeringnemer bevoegd is tot overdracht van de verzekering.)
De failliet heeft zich in deze zaak gesteld dat de curator onrechtmatig jegens hem gehandeld door jegens hem, de failliet, geen informatie(verstrekkings)plicht na te leven. Bovendien heeft de failliet een verstrekkender stelling betrokken: de curator is ondanks die schriftelijke toestemming niet bevoegd tot overdracht van een levensverzekeringsportefeuille voor zover de failliet door deze overdracht onredelijk benadeeld wordt.
Onrechtmatige daad: informatie(verstrekkings)plicht van curator
De failliet heeft zich in deze zaak (dus) gesteld dat de curator onrechtmatig jegens hem gehandeld. Het betoog van de failliet is dat de curator [a] nagelaten heeft om te onderzoeken of (1) de failliet ervan op de hoogte was dat de curator slechts tot afkoop van de levensverzekeringen kon overgaan voor zover de failliet daardoor niet onredelijk benadeeld zou worden en (2) de door failliet beoogde instandhouding van de levensverzekeringen ook zonder overdracht gewaarborgd zou kunnen worden, en [b] de failliet daarover niet geïnformeerd heeft.
Het Bossche hof kwam tot een verwerping van dit betoog. Het tweede onderdeel van het cassatiemiddel klaagt onder meer dat deze verwerping blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting of onbegrijpelijk is voor zover het steunt op de omstandigheden (1) dat de failliet de overdracht van de betreffende polissen geïnitieerd heeft, (2) dat instandhouding van de pensioenvoorziening voor de failliet de reden was om de curator te verzoeken de levensverzekeringen over te dragen, (3) dat – kort gezegd – mr. X in zijn contacten met de curator mede de belangen van de failliet behartigde, en (4) dat de failliet als doel had om zijn pensioenvoorziening ook voor de periode na de opheffing van het faillissement veilig te stellen.
De Hoge Raad oordeelt (rov. 3.2.2.):
„Bij de beoordeling van het onderdeel dient tot uitgangspunt dat de curator bij de uitoefening van zijn wettelijke taak ook met de gerechtvaardigde belangen van de gefailleerde rekening heeft te houden, hetgeen in het bijzonder aan de orde kan zijn wanneer het gaat om de voorziening in de eerste levensbehoeften van een particuliere gefailleerde. Onder omstandigheden kan van de curator worden verlangd dat hij, wanneer hij op de voet van art. 22a lid 2, tweede volzin, Fw de toestemming van de schuldenaar verkrijgt om tot overdracht van een levensverzekering over te gaan (zie hiervoor in 3.1.3 en 3.1.4), zich ervan vergewist of de schuldenaar die toestemming onder een juiste voorstelling van zaken geeft en dat hij de schuldenaar op zijn rechten ten aanzien van die verzekering wijst.”
Daarna oordeelt de Hoge Raad dat drie klachten van dit tweede onderdeel gegrond zijn (3.2.3 t/m 3.2.5). Advocaat-Generaal Van Peursem had reeds geconcludeerd dat dit onderdeel moest slagen (zie met name CPG-§ 3.13 t/m 3.24).
Geen bevoegdheid tot overdracht voor zover onredelijke benadeling?
Het cassatiemiddel nodigde de Hoge Raad met onderdeel 1 uit om een principiëler arrest te wijzen.
In casu heeft de Rechtbank Oost-Brabant in haar eindvonnis aansluiting gezocht bij een in 2006 gewezen arrest van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2006:AX6768). Op basis van dit arrest kwam de Rechtbank in rovv. 4.3.5 en 4.3.9 in essentie tot het oordeel dat het zogeheten ‘onredelijke benadeling’-criterium – zoals dit geldt bij afkoop of begunstigingswijziging – ook geldt bij het door overdracht uitwinnen van een leveringsverzekering, ondanks dat dit criterium niet volgt uit de slotzin van art. 22a lid 2 Fw (of uit de parlementaire geschiedenis van dit artikel).
Het Bossche Hof ging daar niet in mee in zijn door het middel bestreden eindarrest. Het oordeelde in rov. 9.7.3 in essentie dat op grond van art. 22a lid 2 Fw een curator bevoegd is tot overdracht van een levensverzekering als de verzekeringnemer daar schriftelijke toestemming voor geeft en dat dit niet anders is indien de failliet onredelijke benadeeld wordt door de overdracht.
De Hoge Raad heeft gisteren duidelijkheid verschaft. Het ‘onredelijke benadeling’-criterium geldt niet bij overdracht van een levensverzekering, anders (dus) dan onderdeel 1 ingang wilde doen vinden. Daarmee volgt de Hoge Raad het Hof, en niet de Rechtbank. Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem schreef in zijn conclusie (§ 3.4) voor ’s Hogen Raads arrest:
„Hoewel het stelsel dat deze klacht bepleit mij op zich logischer en consistenter en misschien ook wel praktisch voorkomt met één en hetzelfde criterium voor afkoop, begunstigingswijziging of overdracht van levensverzekeringen met een verzorgingskarakter in faillissement (als het ware als ius constituendum; waarom zou de eis van onredelijke benadeling niet ook behoren te gelden voor het ten opzichte van afkoop en begunstigingswijziging verdergaande overdragen?), lijkt dit niet de huidige stand van het recht te zijn, gelet op de manier waarop Uw Raad tot nu toe vasthoudt aan het strikt interpreteren van de uitzonderingen in art. 21 en 22a Fw op de hoofdregel van art. 20 Fw.”
De bal ligt daarmee bij de wetgever.
Het nieuwe jaar, 2021 (!), is begonnen. Het Team van Van Swaaij Cassatie & Consultancy staat voor u klaar!
Een link naar ’s Hogen Raads arrest staat HIER.