Art. 130 (1e zin) Rv bepaalt dat zolang de rechter nog geen eindvonnis gewezen heeft, de eiser bevoegd is zijn “{…} eis {…}” of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen.
Daarentegen bepaalt art. 24 Rv dat de rechter de zaak onderzoekt en bepaalt op de grondslag van hetgeen partijen aan hun “{…} vordering, {…}” verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit.
Terminologisch niet strak
Wat eis is in artt. 111 en 130 Rv, is vordering in art. 24 Rv.
Terminologisch minder strak is dat in art. 24 Rv niet (net als in artt. 111 en 130 Rv) van “{…} eis {…}” gesproken wordt.
In de context van het procesrecht verdient de term “{..} eis {…}” de voorkeur. Dit reeds omdat het in menig fundamentum petendi gaat om een vordering in de zin van het recht op een prestatie die eiser stelt te hebben op gedaagde en die bijvoorbeeld volgens gedaagde nog niet opeisbaar is (vgl. art. 6:52 en 6:80 BW).
De eis drukt uit wat eiser van de rechter verlangt, bijvoorbeeld: het veroordelen door de rechter van gedaagde om aan eiser (conform het door deze gestelde recht op deze prestatie) een bedrag van € 1 ton te betalen. De eis is er hier op gebaseerd dat eiser een vordering ten bedrage van € 1 ton heeft op gedaagde.
Duid je hetgeen eiser van de rechter verlangt aan als vordering, dan zeg je eigenlijk ‘de vordering (in de zin van eis) is erop gebaseerd dat er een vordering (in de zin van recht op een prestatie) is’.
Zo helder en ondubbelzinnig mogelijk schrijven
In mijn adviezen aan andere advocaten, waaronder met name cassatieadviezen, en processtukken pleeg ik (in civiele dagvaardingzaken), waar het gewoon gaat om de eis, het geëiste of hetgeen geëist wordt, louter over ‘de eis’ of ‘het geëiste’ te spreken.
Ik vermijd termen als vordering, het gevorderde of hetgeen gevorderd is (dus: ter aanduiding van datgene wat van de rechter verlangd wordt). Kort en goed: ik gebruik de term vordering niet ter aanduiding van de eis resp. het geëiste.
P.S. De gedachte in dit blogbericht heb ik en passant ontvouwd in artikel in een eind 2013 verschenen liber amicorum, welk artikel als opschrift heeft Elementair appèlprocesrecht voor gevorderden. MEER
Reacties
Gert Meijerman
Beste Sjef,
Ik heb zo’n vermoeden dat de redactie van art. 111Rv van recenter datum is en beter aansluit bij het nieuw BW. De wetgever is inderdaad wel de eerste die termen zorgvuldig dient te bewaken. Ik ben zelf betrokken geweest bij bancaire wetgeving en de druk uit Den Haag te schrijven kan soms domme resultaten veroorzaken. Zie maar eens art. 7:55 BW dat toegevoegd moest worden.