
Arnhem. Jonathan Soeharno schreef in NJB 2025/3 een kritisch commentaar op de nieuwe gedragscode voor de rechtspraak. Hij eindigde zijn betoog als volgt:
„Door de rechter voluit te normeren als ambtenaar zonder de magistratelijke rol adequaat te verdisconteren, staat de code op gespannen voet met internationaal erkende standaarden van rechterlijke beroepsethiek. Daarmee vergroot de code de systeemkwetsbaarheid van de rechterlijke macht. Deze – nu ook ethisch gesauveerde – rangwisseling van ambtelijke bijrol en rechterlijke hoofdrol verdient fundamentele heroverweging.”
Op dit betoog volgde in NJB 2025/369 een reactie van niet minder dan de Presidentenvergadering, de Raad voor de rechtspraak en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. Gezamenlijk komen zij niet verder dan een ontkenning van de (volgens mij volkomen terechte) kritiek dat de nieuwe code de systeemkwetsbaarheid van de rechterlijke macht vergroot. Daarmee geven zij blijk van een gebrek aan inzicht in het voor de rechtspraak belangrijkste onderwerp. Kennelijk hebben zij ook de boodschap gemist dat een fundamentele heroverweging van de code noodzakelijk is. Tegenover een genuanceerd, belangwekkend en erudiet betoog van Soeharno dat alle aandacht verdient, kunnen zij niet meer inbrengen dan de nogal botte opmerking dat hier sprake zou zijn van een misverstand dat moet worden rechtgezet. Het spijt me te moeten constateren dat ze hiermee te kennen geven dat de bescherming van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht bij hen niet in goede handen is.