Louis van Gaal
Louis van Gaal duidt het me vast niet euvel dat ik op deze blog varieer op zijn onsterfelijke antwoord aan de betreffende journalist. Er is intussen geen enkele reden om aan te nemen dat in gerechtshoven domme raadsheren zitten. Lijkt me ook een contradictio in terminis (‘domme raadsheer’).
Wat is dan wèl de reden?
Waarom doen hoven niet zelden uitspraken waaruit blijkt dat ze elementaire rechtsregels miskennen, niet werkelijk begrijpen en/of verkeerd toepassen?
1. Ontbreken van drive
Bij mij dringt zich vaker de gedachte op dat het gewoon met drive te maken heeft. Als je niet wèrkelijk geïnteresseerd bent in het burgerlijk (proces)recht, niet echt gewoon wilt weten hoe het rechtens zit, hoe kun je dan, in hoger beroep, recht spreken?
Verder speelt er nog iets.
2. Geen financiële prikkel om werkelijk goede kwaliteit te leveren
Als wij, advocaten, extra tijd in een zaak steken, omdat dat de overtuigingskracht – en daar gaat het ons om – ten goede komt, zien wij wij dat, althans in betalende zaken, gewoon terug in de concept-declaratie. Zo werkte ik afgelopen weekend (overdag) gewoon door. MEER Weliswaar ben ik niet money-driven – ik ben gewoon al sinds ik begon met mijn propaedeuse aan de RUG gegrepen door het recht -, maar natuurlijk vind ik het wel mooi dat zo’n weekendje goed betaald wordt. Welnu, een raadsheer heeft geen enkele, laat staan directe, financiële prikkel om extra gas te geven, er eens even echt goed voor te gaan zitten, integendeel. Als een raadsheer aan een dossier (beduidend) minder tijd besteedt dan zou moeten, dan is zijn (vaste) salaris even hoog als dat van de beide andere raadsheren (in de betreffende schaal), die er hopelijk wèl genoeg tijd aan besteden.
“Het is leuk om te klagen dat drie appèlrechters, die geacht worden goede rechters te zijn, hebben zitten slapen.”
(Sjef van Swaaij in de Volkskrant, 30 september 2014)
In de samenvatting van het Rapport visitatie gerechten 2014 lees ik al dan niet tussen de regels door dat het bijhouden van jurisprudentie en het elkaar scherp houden (meelezen en vakinhoudelijk overleg) er veel te vaak bij inschiet.
Verklaart dit dan (mede) die miskenningen van NJ 2011, 111? Sowieso is er te dezen geen bevrijdend verweer. Immers, het gaat hier om elementaire regels. Of heeft het ook (gewoon) met luiheid en/of arrogantie te maken?
Hoe dit ook zij, er is nog wat anders.
3. Pleasen, ambtelijke organisatie en hiërarchie
Mijn inschatting is dat in de rechterlijke macht gewoon te weinig ruimte is voor werkelijk dwarsige en eigenzinnige mensen (geldt trouwens ook voor sommige grote of middelgrote advocatenkantoren). Die zijn voor organisaties immers alleen maar lastig. In een ambtelijke cultuur – maar ik kan het niet bewijzen: het is uiteindelijk maar een inschatting – staat de inhoud niet resp. niet steeds werkelijk voorop, maar gaat het vooral resp. ook om pleasen, gewenst gedrag vertonen en niet teveel jezelf zijn. Voorts wordt er – ik maak hetzelfde voorbehoud – ook niet zelden gewerkt met ellebogen. Maar nou dwaal ik af.
Het moge duidelijk zijn dat je er als raadsheer niet zit om je beide mederaadsheren te pleasen. Ik houd het erop dat menige rechtsschending die geleid heeft tot een vernietiging door de Hoge Raad achterwege gebleven was als in de betreffende kamer een (meer) eigenzinnige en dwarsige raadsheer had gezeten.
Mooi
Wat is het toch mooi om advocaat te zijn!