Noviomagus. In de editie van het Nederlands Juristenblad van afgelopen weekend staat een Vooraf van Coen Drion. Hij zet een vanuit Nederlandsrechtelijk perspectief interessante uitspraak van het Engelse Supreme Court van 19 oktober jl. in de schijnwerpers. Een vader heeft in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw aan zijn oudste zoon de belofte gedaan dat hij een aanzienlijk deel van vaders en moeders boerenbedrijf zal krijgen bij het overlijden van zijn ouders of wanneer zij het boerenbedrijf niet meer kunnen exploiteren. De zoon gaat werken op het aan hem toegezegde gedeelte van het boerenbedrijf, en wel voor een aanzienlijk lagere vergoeding dan gebruikelijk. In de loop des tijds verzuren de familieverhoudingen. De zoon wordt onterfd. Hij eist nakoming van de belofte dan wel vervangende schadevergoeding.
Volgens de uitspraak van het Supreme Court kan de eis van de zoon wat betreft de common law om twee redenen niet worden toegewezen : [1] een belofte is niet afdwingbaar, tenzij deze onderdeel is van een (wederkerige) overeenkomst, en [2] het staat eenieder vrij om zijn testament te veranderen. In equity kan daarentegen op grond van de proprietary estoppel een recht op schadevergoeding bestaan indien iemand gerechtvaardigd heeft vertrouwd op een belofte om bezit verschaft te krijgen, deze belofte wordt ingetrokken en degene aan wie de belofte is gedaan daardoor nadeel lijdt. Aangezien de zoon in casu nadeel lijdt, heeft de zoon recht op schadevergoeding. De ouders dienen van het Supreme Court het beloofde gedeelte van het boerenbedrijf ofwel over te dragen aan hun zoon, ofwel te verkopen aan een derde met afdracht van de koopsom aan hun zoon. In beide gevallen dient de zoon echter wel een vergoeding te betalen aan zijn ouders, omdat de voorwaarde waaronder de belofte is gedaan, nog niet vervuld is. De zoon ziet de belofte al eerder verwezenlijkt worden.
Volgens Drion zou naar Nederlands recht de belofte van de vader vermoedelijk gekwalificeerd worden als een eenzijdige overeenkomst (schenking). (Voor een vergelijking van het Nederlandse en het Engelse recht wat betreft eenzijdige rechtshandelingen zij verwezen naar het Nijmeegse proefschrift van Charlotte Spierings, De eenzijdige rechtshandeling, Serie Onderneming & Recht nr. 89, Deventer: Wolters Kluwer 2016.) Drion constateert dat de Engelse rechter niet zozeer aandacht besteedt aan de toepassing van het recht, maar meer oog heeft voor de feiten van de zaak. Het Supreme Court doet het voorkomen alsof zijn uitspraak noodzakelijkerwijs voortvloeit uit de feiten, aldus Drion. Deze sterk op de feiten gerichte wijze van rechtsvinding draagt volgens Drion weinig bij aan de rechtsontwikkeling, wat volgens hem betreurenswaardig is.
Lezing van het Vooraf zij van harte aanbevolen. Een ernaar link staat HIER.