Wetsontduiking als zodanig is in het burgerlijk recht is geen zelfstandige rechtsfiguur. In het belastingrecht is dat anders. Dit houdt verband met een specifieke fiscale wetsbepaling, waarover later in dit bericht meer.
Met het belastingrecht heb ik niet zoveel.
Normatief vacuüm
Het is niet zomaar dat het belastingrecht, zoals wel gezegd wordt, amoreel (niet te verwarren met: immoreel). Het gaat naar het mij toeschijnt in de kern slechts om de vraag wie wanneer hoeveel centjes moet betalen aan de overheid. Mij kan dat niet zo boeien, anders dan het burgerlijk recht en dan in het bijzonder het algemene vermogensrecht en het verbintenissenrecht in het algemeen. Daar gaat om mooie vragen. Vragen waar al ruim tweeduizend jaar geleden excellente juristen zich mee bezig hebben gehouden.
Niettemin vind ik jurisprudentie op het terrein van het belastingrecht soms, als ik er eens op stuit, soms best aardig. Met name als de betreffende uitspraak meer in het algemeen illustratief is. Bij de volgende uitspraak (15 maart 2013: LJN BY0548) is dat het geval. Deze is (dus) de moeite van het signaleren waard.
Geregistreerd partnerschap om geen overdrachtsbelasting te hoeven betalen
In casu werd op 23 december 2003 een geregistreerd partnerschap aangegaan onder de voorwaarde van uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen met uitzondering van tien onroerende zaken. Het geregistreerd partnerschap werd op 24 december 2003 ontbonden. Bij akte van 29 december 2003 hebben de gewezen geregistreerde partners de tot de gemeenschap van goederen behorende onroerende zaken verdeeld. Verijdeling van overdrachtsbelasting was het enige motief voor het aangaan van het geregistreerde partnerschap. De Inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd waarbij alsnog overdrachtsbelasting is geheven ter zake van de verdeling. Thans de Hoge Raad:
3.2. Voor het Hof was in geschil of de hiervoor in 3.1.5 bedoelde verkrijging door belanghebbende aan overdrachtsbelasting is onderworpen, waarbij door de Inspecteur werd aangevoerd dat sprake was van wetsontduiking. Het geschil spitste zich toe op de vraag of doel en strekking van de Wet BRV zouden worden miskend indien ter zake van de toedeling van de onroerende zaken aan belanghebbende geen overdrachtsbelasting zou worden geheven. Het Hof heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Hiertegen keert zich het middel van de Staatssecretaris.
3.3.1. De in de Wet BRV geregelde overdrachtsbelasting heeft tot doel het belasten van de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of van rechten waaraan dergelijke zaken zijn onderworpen (artikel 2, lid 1, van de Wet BRV). De uitzondering van artikel 3, lid 1, aanhef en letter b, van de Wet BRV (hierna: de vrijstelling) strekt ertoe dat heffing van overdrachtsbelasting achterwege blijft in geval van – onder meer – een verkrijging van een onroerende zaak krachtens verdeling van een gemeenschap van goederen die is ontstaan door een huwelijk. Op grond van artikel 2, lid 6, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geldt hetzelfde bij verkrijging van een onroerende zaak krachtens verdeling van een gemeenschap van goederen die is ontstaan door een geregistreerd partnerschap. Deze regels strekken er niet toe om aan degene die een onroerende zaak gaat verkrijgen de mogelijkheid te bieden de ter zake van die verkrijging verschuldigde overdrachtsbelasting naar believen te verijdelen. Daarom verzetten doel en strekking van artikel 2 en artikel 3, lid 1, letter b, van de Wet BRV zich tegen toepassing van de laatstbedoelde bepaling in een geval als het onderhavige, waarin een geregistreerd partnerschap naar de bedoeling van partijen is aangegaan voor een zo korte periode dat de door de wet aan dit partnerschap verbonden plichten geen reële praktische betekenis konden hebben. Hierin onderscheidt het onderhavige geval zich van de zaak die leidde tot het arrest van de Hoge Raad van 14 april 1993, nr. 27789, BNB 1993/201, waarin een gemeenschap van goederen ontstond tijdens het huwelijk van de betrokkenen, en er geen aanwijzing bestond dat dit huwelijk slechts was aangegaan om overdrachtsbelasting te vermijden.
3.3.2. Het middel betoogt terecht dat het voorgaande niet anders wordt doordat de Staatssecretaris van Justitie in het kader van een wetsvoorstel tot invoering van een regeling met betrekking tot het geregistreerd partnerschap is gewezen op de mogelijkheid overdrachtsbelasting te ontgaan door middel van een geregistreerd partnerschap en daarin geen aanleiding heeft gevonden een wijziging van de fiscale wetgeving op dit punt te bevorderen (Kamerstukken I, 1996-1997, 23 761, nr. 157d, blz. 3). Aan het andersluidende oordeel van het Hof ligt kennelijk de opvatting ten grondslag dat indien kenbaar is dat constructies kunnen worden opgezet om een (vrijstellende) regeling van toepassing te laten zijn, het achterwege blijven van een wettelijke regeling ter bestrijding daarvan eraan in de weg staat dat het ontgaan van de geldende wetgeving door middel van die constructies wordt bestreden met een beroep op het leerstuk van wetsontduiking. Deze opvatting is onjuist (vgl. HR 10 juli 2009, nr. 43363, LJN BJ2006, BNB 2009/237).
3.3.3. Gelet op het voorgaande slaagt het middel.”
Fraus legis
Het gaat hier (kort gezegd) om art. 31 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen:
“Voor de heffing van de directe belastingen en de inkomstenbelasting wordt geen rekening gehouden met rechtshandelingen waarvan op grond van de omstandigheid dat zij geen wezenlijke verandering van feitelijke verhoudingen hebben ten doel gehad, of op grond van andere bepaalde feiten en omstandigheden moet worden aangenomen dat zij zouden achterwege gebleven zijn indien daarmede niet de heffing van de belasting voor het vervolg geheel of ten dele zou worden onmogelijk gemaakt.”
Signalering: het burgerlijk recht en schade in een niet rechtmatig belang
En passant een signalering: van harte zij lezing aanbevolen van het WPNR-artikel van Ingeborg Haazen over schade in een niet rechtmatig belang.
Zij gaat in op de vraag waar nu eigenlijk precies de zere plek ligt bij een vordering tot vergoeding van schade wegens onrechtmatige daad of wanprestatie als het bijvoorbeeld gaat om gederfde winst uit handel in drugs.
P.S. De foto dateert uit 1998 en is gemaakt door Rob van de Peppel, man van het eerste uur van de Sjef van Swaaij Proefschrift Bluesband.