Noviomagus. Je hebt voor je cliënt een beroepschrift opgesteld teneinde te appelleren bij bijvoorbeeld het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Er kan een reden zijn om dit aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gerichte appèlrekest desbewust ook te faxen naar de griffie van een ander hof, bijvoorbeeld die van het Gerechtshof Den Haag. Zo kan ook een advocaat bij de Hoge Raad een goede reden hebben om in een verzoekschriftenprocedure zijn cassatierekest ook per fax te zenden aan de griffie van een gerechtshof. Dit licht ik hierna toe.
In civiele verzoekschriftenprocedures kan nog geen cassatieberoep ingesteld worden door het uploaden van een procesinleiding in het webportaal van de Hoge Raad, zoals dat sinds 1 maart 2017 wèl kan in zogeheten vorderingszaken. Cassatieberoep pleegt in rekestprocedures per fax ingesteld worden door het cassatieverzoekschrift respectievelijk cassatierekest binnen de termijn per fax te verzenden naar ’s Hoge Raads griffie. Het originele verzoekschrift wordt nadien, al dan niet nadat de cassatietermijn verstreken is, per aantekende post naar de griffie verzonden.
In ieder cassatierekest dient (evenals in een procesinleiding in een vorderingszaak) reeds het cassatiemiddel te staan en dit mag niet later aangevuld worden met een nieuwe klacht (tenzij – kort gezegd – een voorbehoud gemaakt is wegens niet-beschikbaarheid van een proces-verbaal van de mondelinge behandeling). Daarom wordt niet zelden pas op de laatste dag van de termijn het cassatieberoep ingesteld. Denk hierbij met name ook aan de idioot korte cassatietermijnen – zoals de befaamde oud-cassatieadvocaat Eduard van Staden ten Brink het eens formuleerde – in faillissementszaken. Zo zijn er slechts acht dagen om een cassatierekest in te dienen tegen een faillietverklaring of bekrachtiging daarvan door een gerechtshof.
Met name bij zulke korte termijnen is het soms onvermijdelijk om het cassatierekest niet alleen in te stellen op de laatste dag van de cassatietermijn, maar dit ook pas te doen nadat ’s Hogen Raads griffie reeds gesloten is en aldus niet meer even gebeld kan worden met een medewerker van de griffie om te checken of het cassatierekest ook daadwerkelijk in goede orde per fax ontvangen is.
Weliswaar is een ‘OK’ op een ontvangstbevestiging die uit het faxapparaat komt in zekere mate geruststellend, maar een goed advocaat bouwt (extra) zekerheden in.
Ik zend het – uiteraard aan de Hoge Raad gerichte – cassatierekest ook naar het faxnummer van ’team handel’ van een gerechtshof. Dit heeft namelijk een doorzendplicht. Zie bijvoorbeeld HR 25 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:108, rov. 3.4.4 (in fine):
„Opmerking verdient dat ook indien het beroepschrift zou zijn ingediend bij het verkeerde gerecht, het stuk had moeten worden doorgezonden naar het juiste gerecht, en in dat geval het tijdstip van indiening bij het verkeerde gerecht bepalend zou zijn geweest voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep (HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2416).” LINK