Foto.25.01.2019 - - van Swaaij Cassastie & Consultancy - cassatieadvocaat - cassatie advocaat

Vrijdagmiddag 25 dezer op kantoor (foto Sylvia Kuster-ten Bhömer, iPhone Xs Max)

Noviomagus. Naar aanleiding van een door mij in een faillissementszaak ingesteld cassatieberoep heeft de Hoge Raad vanochtend een beschikking gecasseerd van de Rechtbank Gelderland.

De Hoge Raad oordeelde (lay-out iets anders):

„3.3.1
Onderdeel II van het middel keert zich tegen de overweging van de rechtbank in rov. 3.1 dat het beroepschrift pas op 8 maart 2018 door de rechtbank is ontvangen en dat er geen aanwijzingen zijn dat het beroepschrift al op 7 maart 2018 per fax is verstuurd. [verzoekers] stellen dat deze overweging onbegrijpelijk is en verwijzen hiervoor naar een bij het verzoekschrift in cassatie overgelegd e‑mailbericht van 4 juli 2018 van een medewerkster van de rechtbank Gelderland, team insolventies.


3.3.2
Het onderdeel slaagt. Uit het hiervoor in 3.3.1 genoemde e-mailbericht en het daarbij gevoegde faxbericht kan niet anders worden afgeleid dan dat de griffie te Zutphen het beroepschrift al op 7 maart 2018 per fax van de advocaat van [verzoekers] heeft ontvangen.


3.4.1
Onderdeel I keert zich tegen het oordeel van de rechtbank in rov. 3.2 dat ook als ervan zou worden uitgegaan dat het beroepschrift wel binnen de beroepstermijn van art. 67 lid 1 Fw per fax is binnengekomen bij de insolventiegriffie te Zutphen, het hoger beroep te laat is ingesteld. Onderdeel Ib klaagt over het oordeel van de rechtbank dat het beroepschrift gericht is aan de verkeerde instantie, te weten de rechter-commissaris in plaats van de rechtbank. Het onderdeel wijst in dat verband onder meer op het doel van het stuk.


3.4.2
Deze klacht slaagt. Het hiervoor in 3.3.2 genoemde faxbericht is, voor zover van belang, op dezelfde wijze geadresseerd als het hiervoor in 3.1 onder (iii) vermelde beroepschrift. Nu het faxbericht het beroepschrift bevatte, kon er geen misverstand over bestaan dat het was bestemd voor de rechtbank en niet voor de rechter-commissaris. De rechtbank had aan de omstandigheid dat het beroepschrift ter attentie van de rechter-commissaris was gezonden, geen argument mogen ontlenen om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.


3.4.3
Volgens de onderdelen Ia en Ic heeft de rechtbank miskend dat door binnenkomst van het beroepschrift bij de griffie te Zutphen het beroepschrift is ingediend bij de rechtbank Gelderland.


3.4.4
Ook deze klacht slaagt. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat het hoger beroep door indiening van het beroepschrift bij de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, bij de verkeerde instantie is ingediend. Nu het beroep zich richtte tegen een beschikking van een rechter-commissaris in de rechtbank Gelderland, was de juiste instantie de rechtbank Gelderland en niet een bepaalde locatie binnen die rechtbank, ook niet als de rechtbank voor het indienen van stukken een bepaalde locatie zou hebben aangewezen. Het faxbericht is dan ook tijdig (zie hiervoor in 3.3.2) bij de juiste instantie binnengekomen.

Opmerking verdient dat ook indien het beroepschrift zou zijn ingediend bij het verkeerde gerecht, het stuk had moeten worden doorgezonden naar het juiste gerecht, en in dat geval het tijdstip van indiening bij het verkeerde gerecht bepalend zou zijn geweest voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep (HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2416).”

De tekst van ’s Hogen Raads beschikking lees je HIER.