Noviomagus. Eerder deze week las ik in het NJB van afgelopen weekend een interessant en vermakelijk stuk van psychiater en emeritus hoogleraar Frank Koerselman over de vraag hoe het hoofd te bieden aan de querulant die zijn gelijk wil halen. Het NJB vroeg Koerselman om zijn licht over die vraag te doen schijnen, omdat bijna iedere praktiserend jurist vroeg of laat op zo’n querulant stuit.
Naar ik uit dat stuk begrijp, is quereleren als zodanig, net zomin als stalking, geen officiële psychiatrische stoornis, en heeft dit hiermee te maken, dat het ‘slechts’ gaat om één symptoom en niet om een combinatie van verschillende symptomen, hoezeer ook het bij queruleren, evenals stalking, gaat om hardnekkig en inadequaat gedrag, dat onmiskenbaar tot disfunctioneren leidt.
Voorts maak ik uit dat stuk op dat hardnekkig procederen ook een kwestie kan zijn van gewoon het geld, de tijd en de motivatie ervoor hebben, doch dat het omslagpunt daar ligt, waar dit procederen evident contraproductief en daarmee disfunctioneel wordt en degene om wie het gaat daar niets van wil weten. Dan is het waarschijnlijk dat het om een querulant gaat die mogelijk een psychiatrische stoornis heeft.
Koerselman bespreekt in dat stuk per afzonderlijke stoornis hoe het queruleren eruit kan zien. Zo komt (bijvoorbeeld) aan bod de querulant met een waanidee en aan wie je niet snel merkt dat hij lijdt aan een psychose. De door zo’n querulant ingeschakelde advocaat die op een gegeven moment bemerkt dat zijn cliënt geen zaak heeft, omdat diens hardnekkige idee niet juist is, en die dat meldt aan zijn cliënt, kan al gauw constateren dat deze de advocaat ervan verdenkt onder één hoedje te spelen met de tegenpartij. Het valt, begrijp ik, nog mee als je als advocaat ‘slechts’ hoeft te verschijnen voor de Raad van Discipline.
Koerselman adviseert je om querulerend gedrag zo snel mogelijk te herkennen en je er duidelijk van te distantiëren.
Lezing van voornoemd stuk zij van harte aanbevolen.