Tijdens zijn colleges Burgerlijk recht III gaf mijn latere promotor prof. mr. C.J.H. Brunner (dus: CJHB in de NJ) steevast aanwijzingen omtrent het gebruik van de Nederlandse taal. Met deze rubriek, Taallesjes voor juristen, is beoogd om de fakkel over te nemen. 


Noviomagus
. In de Volkskrant – of was het NRC Handelsblad? – van eergisteren las ik een stuk over Jeroen Dijsselbloem.
In dat stuk wordt “{…} een liberaal {…}” geciteerd die iets zegt over de minister van financiën. Dit:

“Het is een rechtse PvdA’er {…} Als het om financiën gaat, staat hij vaak aan onze kant.”

Hoezo begint het geciteerde met  “{…} [h]et {…}?

 

Foto.Martin.Bankje

Foto Rob van de Peppel

 

Onjuist gebruik van “Het”

Jeroen Dijsselbloem is toch niet bijvoorbeeld een geval? Van een geval kun je zeggen dat het – dit ‘het’ slaat (dus) op geval – bijvoorbeeld een bijzonder of raar geval is.
Bij een (natuurlijk) persoon is het hij/zij, en niet het.
Correct derhalve was geweest om te schrijven en te spreken, zou ik menen:

“Hij is een rechtse PvdA’er {…} Als het om financiën gaat, staat hij vaak aan onze kant.”

Naar Aflevering 26 van Taallesjes voor Juristen

Een link naar het vorige Taallesje staat HIER.