Noviomagus. Op de webiste van de Taalunie lees ik een stuk met als opschrift Dubbele of enkele aanhalingstekens bij een citaat – ik gebruik nu even geen aanhalingstekens en visualiseer wat ik citeer door het geciteerde in te laten springen:

Er zijn geen algemeen erkende regels voor het gebruik van dubbele en enkele aanhalingstekens. Met name bij letterlijke citaten kunnen zowel dubbele als enkele aanhalingstekens gebruikt worden.

(1a) De voorzitter zei: ‘Ik zie hier geen been in.’

(1b) De voorzitter zei: “Ik zie hier geen been in.”

Waar is het aanhalingsteken ‘openen’?

foto.Waalbrug.vanafValkhof

Uitzicht op de Waalbrug vanaf het Valkhof op zaterdagmiddag 1 dezer (foto SvS, iPhone 6)

Mij valt op dat in het citaat niet gewerkt wordt met het aanhalingsteken openen. Toch vind ik het veel mooier om te lezen dat de voorzitter zei: „Ik zie hier geen been in.”, dan dat hij zei: “Ik zie er geen been in.”

Pleidooi voor het aanhalingsteken ‘openen’ (dus: )

Op de basisschool leerde ik dat, als je aanhalingstekens gebruikt, je (inderdaad) schrijft: „Ik zie hier geen been in.” en niet schrijft: ‘Ik zie hier geen been in’.”  

Wat mij betreft is het verschraling dat het aanhalingsteken ‘openen’ niet meer gebruikt wordt. Zo (bijvoorbeeld) werkt ook de Hoge Raad niet meer met dit aanhalingsteken. Jammer.

Wellicht is er een praktische reden, namelijk dat op menig toetsenbord een toets ontbreekt waarop dit mooie teken (dus:  „) afgebeeld wordt en dat een combinatie van toetsen nodig is om dit teken te genereren.

Maar neem voortaan de moeite! Het staat (veel) fraaier. Bovendien komt dan (door de plaatsing onderaan en niet bovenaan) extra duidelijk het verschil uit de verf met een eerste apostrof.

Waar ik een citaat niet laat inspringen, pleeg ik overigens het geciteerde (behalve het te plaatsen tussen aanhalingstekens) ook nog te cursiveren, ook al zei de voorzitter tegen mij: „Ik zie hier geen been in.”  De voorzitter bepaalt immers niet hoe ik schrijf.

En het gebruik van apostroffen dan?

foto.MinisterElandstraat

Minister Elandstraat, hartje Nijmegen-Oost, april jl. (SvS, iPhone 6)

Niet mooi is om te lezen dat de voorzitter zei: ‘Ik zie hier geen been in.’

Apostroffen zijn geen aanhalingstekens. Apostroffen gebruik je niet om te citeren, doch (bijvoorbeeld) om de lezer duidelijk te maken dat een bepaald woord dat je bezigt niet (al te) letterlijk genomen moet worden.

Een prachtig voorbeeld. Waar Ton Hartlief reflecteert op ons aansprakelijkheidsrecht, schrijft hij ten aanzien van een categorie van gevallen wel eens dat het slachtoffer ‘geluk’ heeft om de reden dat deze ex art. 6:162 BW een vordering op de dader heeft tot vergoeding van de volledige schade en het slachtoffer derhalve niet aangewezen is op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Welnu, als je tegelijk ook apostroffen – dat doet Hartlief (dus) niet –  zou gebruiken om het woord ‘betaamt’ uit het tweede lid van dit wetsartikel aan te halen, dan is dat geen eenduidig gebruik van apostroffen, wat ten koste gaat van de helderheid van je betoog. Mooier (in deze context) is derhalve om te schrijven ‘geluk’ en „betaamt”.

De Hoge Raad trouwens pleegt aanhalingstekens te gebruiken waar ik apostroffen gebruiken zou. Reeds omdat het niet gaat om de inhoud van ons recht als zodanig, mag ik het hier beter weten dan de Hoge Raad.

Link

Een link naar voornoemde website staat HIER.