Tegen dit vonnis stelde Duck tijdig hoger beroep in. Dit vonnis werd op 29 juni 2009 aan Duck betekend. Nadat Duck op diezelfde datum Duck bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna:„het hof”) een vordering ingesteld had tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, schorste het hof 16 juli 2009 de tenuitvoerlegging van het vonnis.
In de periode dat de schorsingsvordering aanhangig was – 29 juni 2009 tot 16 juli 2009 -, had Duck een begin gemaakt met de afbraak van het gebouwde.
Bij vonnis van 17 december 2010 vernietigde het hof het vonnis van 12 mei 2009 vernietigd. Het vonnis van het hof is in kracht van gewijsde gegaan.
Schadeplichtigheid voor gemaakte afbraakkosten?
In het geding dat leidde tot ’s Hogen Raads arrest van afgelopen vrijdag gaat het om de vraag of Duck jegens haar wederpartij recht heeft op de door Duck gemaakte afbraakkosten in voornoemde periode dat haar schorsingsvordering aanhangig was.
Het hof kwam tot een ontkennende beantwoording van deze vraag. Het oordeelde dat van Duck kon worden verwacht dat zij voordat zij tot (dure) maatregelen zoals afbraak van een etage zou overgaan, eerst in overleg met haar wederpartij zou treden in verband met het feit dat zij een schorsingsprocedure aanhangig had gemaakt, en indien haar wederpartij ondanks dit overleg zou hebben geweigerd de executiemaatregelen op te schorten totdat de schorsingsprocedure zou zijn afgerond, van Duck mogen worden verwacht dat zij een spoedmaatregel bij het Hof zou aanvragen, alvorens executiekosten te maken. Nu Duck is aangevangen met de afbraakwerkzaamheden tijdens de periode dat de schorsingsvordering bij het Hof aanhangig was, zonder overleg met haar wederpartij en zonder een spoedmaatregel te vragen, en overigens ook (ruim) voordat de dwangsommen zouden worden verbeurd (een maand na betekening), dient te worden geoordeeld dat de afbraakkosten die Duck heeft gemaakt voor haar risico dienen te komen, aldus het Hof.
Oordeel Hoge Raad
In rov. 3.2.2 stelde de Hoge Raad stelde voorop dat volgens vaste rechtspraak aangenomen moet worden dat de partij die door dreiging met executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis de wederpartij heeft gedwongen tot nakoming van dat vonnis voordat dit in kracht van gewijsde is gegaan, in beginsel onrechtmatig handelt en schadeplichtig is wanneer het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd (zulks onder verwijzing naar HR 19 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5863, NJ 2000/603), en oordeelt hij aansluitend:
„De betekening van het vonnis aan de wederpartij ter inleiding van de executie is in beginsel voldoende om aan te nemen dat sprake is van dreiging met executie als bedoeld in deze rechtspraak. Door die betekening geeft de executant immers te kennen nakoming van het vonnis te verlangen.”
„Zoals de onderdelen 1-3 naar de kern genomen klagen, valt het oordeel van het hof niet in overeenstemming te brengen met vorenstaande regels. Uit de betekening van het vonnis van 12 mei 2009, dat uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, volgde immers dat [verweerder] nakoming van de daarin uitgesproken veroordeling verlangde. Daarvan uitgaande was er, anders dan het hof heeft overwogen, voor Duck geen aanleiding om het initiatief te nemen voor overleg met [verweerder] over de nakoming van het vonnis, maar lag het eerder op de weg van [verweerder] overleg met Duck te gaan voeren. Dat werd niet anders toen Duck bij het hof schorsing van de executie had gevorderd, waarvan [verweerder] op de hoogte was. Het hof heeft geen omstandigheden vastgesteld waaruit anders voortvloeit.
In een geval als het onderhavige is, anders dan het hof tot uitgangspunt heeft genomen, in beginsel niet van belang dat de veroordeling inhoudt dat tot een maand na betekening van het vonnis de gelegenheid bestaat om het bevel na te leven voordat dwangsommen worden verbeurd.
De veroordeelde is immers aanstonds gehouden tot nakoming van het vonnis en in dit geval hield het vonnis in dat Duck binnen een maand na de betekening de in het vonnis genoemde villa en verdieping diende af te breken.”